Wet van 14-03-2013, Stb. 2013, 89 en inwerkingtredingsbesluit van 14-03-2013, Stb. 2013, 91

Wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van inkomen)

—Voor huurders van een gereguleerde woning met een huishoudinkomen van meer dan € 43.000 wordt een maximale huurprijsstijging van inflatie (2,5%) plus maximaal 4% per jaar toegestaan. Dat regelt deze wet. Het doel van de wetswijziging was om het zogenoemde scheefwonen tegen te gaan en om de doorstroming op de huurmarkt te bevorderen. De maatregel is reeds in het Regeerakkoord ‘Vrijheid en Verantwoordelijkheid’ aangekondigd. In de uitwerking blijkt dat ook huurders in de gereguleerde sector met een huishoudinkomen lager dan € 33.614 een huurverhoging van maximaal 4% tegemoet kunnen zien. De verhuurder is niet verplicht, maar heeft de mogelijkheid om al dan niet gebruik te maken van de extra huurverhoging. Daartoe regelt de wet dat de belastingdienst, op verzoek van de verhuurder, een verklaring aan de verhuurder overlegt of op een bepaald adres naar verwachting sprake is van een fiscaal jaarinkomen van de huurder en de overige bewoners van meer of minder dan of gelijk aan € 43.000. De bevoegdheid hiervoor wordt geregeld in een Ministeriële Regeling. De maximale huurprijsverhoging voor huurders met eenhuishoudinkomen van meer dan € 43.000 was in het oorspronkelijke voorstel op inflatie plus maximaal 5 procentpunt vastgesteld. De tweede nota van wijziging van de Wet Huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens (voor huurders met huishoudinkomen tussen € 33.614 en € 43.000) (Kamerstukken 33 330, Stb. 2013, 90, zie hierna) bevat echter ook een wijziging van de onderhavige wet. Het maximale huurverhogingspercentage is ook gewijzigd voor huurders van een gereguleerde woning met een inkomen boven € 43.000 per jaar. Het maximale huurverhogingspercentage (bovenop het basishuurverhogingspercentage van 2,5% inflatie + 1,5%) van 5% is daarin verlaagd naar 2,5 procent. De maximale huurverhoging voor huishoudens met een inkomen van € 43.000 of meer, komt hiermee op 6,5%. Volgens het oorspronkelijke voorstel zou dit 9% zijn geweest.
Bij nota van wijziging bij dit wetsvoorstel is voorts geregeld dat een klein inkomen of een deel van het inkomen van bewoner/niet-huurder onder de 23 jaar niet wordt meegenomen bij de berekening van de hoogte van het huishoudinkomen. Het inkomen van deze bewoner, bijvoorbeeld een inwonend kind, gaat pas meetellen als het bedrag van de vrije voet in de Wet studiefinanciering 2000 wordt overschreden.
Door een aangenomen amendement is voorts vastgelegd dat de maximale huurverhoging boven inflatie afhankelijk van inkomen in alle gevallen wordt begrensd tot het aangekondigde maximum van 4 procentpunt. Jaarlijks kan de minister het maximale huurverhogingspercentage boven inflatie vaststellen tot deze grens, maar niet hoger. Een ander aangenomen amendement regelt dat de huurprijs niet kan worden verhoogd door een verhuurder indien de huurder kan aantonen dat het huishoudinkomen in het jaar volgend op het peiljaar gelijk aan of lager is dan € 43.000.

Inwerkingtreding m.i.v. 16-03-2013.
 

Kamerstukken