Wet van 11-11-2015, Stb. 2015, 431 en inwerkingtredingsbesluit van 16-11-2015, Stb. 2015, 435

Wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn nr. 2014/59/EU van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012  (PbEU 2014, L 173), alsmede ter implementatie van Verordening (EU) nr. 806/2014 van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 225) (Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen)

—Deze wet strekt tot implementatie van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen (Bank Recovery and Resolution Directive, BRRD) (hierna: de richtlijn). Voorts wordt met de wet uitvoering gegeven aan de verordening inzake een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (Single Resolution Mechanism, SRM) (hierna: de verordening). Hiermee vormt de wet voor Nederland de uitwerking van het Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, in aanloop naar de oprichting van een Europese Bankenunie. De wet bevat herstel- en afwikkelingsregels voor kredietinstellingen, beleggingsinstellingen en diverse groepen. Richtlijn en Verordening overlappen deels. Implementatie van de richtlijn is beperkt tot hetgeen waarin de verordening niet voorziet. De Richtlijn heeft ten opzichte van de Verordening bovendien een aanvullende werking, mits dit geen afbreuk doet aan de werking van de Verordening. DNB zal als nationale afwikkelingsautoriteit rechtreeks de Verordening en de daarin opgenomen bevoegdheden toepassen, aangevuld met de toepassing van de bepalingen in de Wft die dienen ter implementatie van de Richtlijn. Een volgende bijzonderheid bij de implementatie is dat de reikwijdte van de Richtlijn en die van de Verordening niet gelijk zijn. De Richtlijn ziet op het herstel en de afwikkeling van banken en van beleggingsondernemingen in de zin van de Verordening kapitaalvereisten waarop de hoogste eigenvermogenseis van toepassing is. De Verordening sluit daarentegen aan bij de reikwijdte van de Verordening bankentoezicht, en ziet uitsluitend op banken en bankengroepen. Dit betekent dat de Richtlijn voor de beleggingsondernemingen waarop zij van toepassing is en de groepen waarvan deze beleggingsondernemingen onderdeel uitmaken, althans, voor zover dat geen bankengroepen zijn, in zijn geheel geïmplementeerd dient te worden. De wet creëert (onder meer) in de Wft een nieuw Deel 3A met als titel ‘Bijzondere maatregelen en voorzieningen betreffende financiële ondernemingen’, met daarin het nieuwe (omvangrijke) afwikkelingsinstrumentarium voor banken en bepaalde beleggingsondernemingen. Tevens wordt hiermee in de Wft het nieuwe afwikkelingsinstrumentarium (‘gone concern’) nader gescheiden en onderscheiden van de regels die gelden bij het doorlopend toezicht op banken die levensvatbaar zijn (‘going concern’), welk onderscheid eveneens tot uitdrukking komt in de verdeling in taken en verantwoordelijkheden binnen DNB.

Inwerkingtreding m.i.v. 26-11-2015, m.u.v. artikel I, onderdeel Z, welk onderdeel in werking treedt onmiddellijk nadat artikel I, onderdeel BB, van de Wijzigingswet financiële markten 2016 in werking is getreden.


Kamerstukken