Wet van 09-02-2022, Stb. 2022, 72
Wet tot wijziging van de Uitvoeringswet internationale kinder-bescherming en enige andere wetten in verband met de herschikking van de Verordening (EU) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking) (PbEU 2019, L 178)
—Deze wet geeft regels voor de uitvoering van de gewijzigde verordening Brussel II-bis. De verordening Brussel II-bis bevat regels voor grensoverschrijdende zaken over echtscheiding en geschillen over minderjarigen. De gewijzigde verordening heeft tot doel de werking van de bestaande verordening Brussel II-bis te verbeteren door resterende hindernissen voor het vrije verkeer van rechterlijke beslissingen weg te nemen en de belangen van het kind beter te beschermen door de procedures over ouderlijke verantwoordelijkheid eenvoudiger en efficiënter te maken. De voorgestelde wijzigingen hebben geleid tot een herschikking van de verordening. De herschikte verordening Brussel II-bis is op 22 juli 2019 in werking getreden en zal met ingang van 1 augustus 2022 van toepassing zijn in procedures die op of na die datum worden ingesteld en is rechtstreeks en voor een ieder verbindend van toepassing. De belangrijkste wijzigingen in de verordening die tot de herschikking hebben geleid, zijn:
- er zijn aanvullende regels op het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980 (Trb. 1987, 139) toegevoegd. De korte duur van de procedure wordt duidelijker vastgelegd, het gebruik van mediation wordt bevorderd en de beslissing tot terugkeer van het kind naar het land van herkomst met eventuele voorlopige en bewarende maatregelen, geldt voortaan in alle andere lidstaten;
- de regeling over de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen wordt vereenvoudigd. Voor beslissingen is niet langer eerst een rechterlijke verlofprocedure (een ‘exequatur’) nodig voordat de beslissing in een andere lidstaat ten uitvoer kan worden gelegd;
- het recht van het kind om te worden gehoord in procedures die hem of haar aangaan, wordt duidelijker vastgelegd alsook het belang dat aan de mening van het kind moet worden gehecht. Het niet of onvoldoende gelegenheid geven om het kind te horen, levert geen dwingende weigeringsgrond meer op voor de erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing uit een andere lidstaat;
- de regeling over de samenwerking tussen de centrale autoriteiten van de lidstaten wordt verduidelijkt.
Een aantal aanpassingen in de herschikte verordening moet worden uitgewerkt in het interne recht van de lidstaten. Deze wet voorziet daarin. De grootste wijzigingen worden doorgevoerd in de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming, omdat in deze wet de uitvoeringsbepalingen van de huidige verordening zijn neergelegd. Daarnaast worden de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aangepast aan de herschikte verordening.
De afschaffing van de exequatur voor alle beslissingen betreffende minderjarigen leidt tot een wijziging van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming. Voor de tenuitvoerlegging maakt het niet meer uit of het gaat om een geprivilegieerde beslissing (omgangsbeslissingen en gezagsbeslissingen die de terugkeer van een kind na internationale kinderontvoering met zich brengen) of om een andere beslissing die het gezag betreft (zoals beslissingen over de wijziging van de hoofdverblijfplaats van een kind, beslissingen waarin vervangende toestemming wordt gegeven voor de afgifte van een reisdocument voor het kind of waarin een machtiging wordt verkregen om een nalatenschap namens een kind te verwerpen). Dit soort beslissingen die in een andere lidstaat zijn gegeven en daar uitvoerbaar zijn, moeten op gelijke voet worden behandeld als nationale, interne beslissingen, waarop rechtstreeks, dus zonder nadere (verlof)procedure, het eigen, nationale executierecht in personen- en familiezaken van toepassing is.
Op de procedures waarin ter uitvoering van de herschikte verordening moet worden voorzien, zijn – net als in de huidige Uitvoeringswet internationale kinderbescherming – de regels van de verzoekschriftprocedure van toepassing voor zover daarvan in de uitvoeringswet niet wordt afgeweken. Voor de rechtstreekse tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen uit een andere lidstaat die via rechterlijke tussenkomst moeten worden afgedwongen, wordt voorzien in een verzoekschriftprocedure die vergelijkbaar is met het executie-geschil van artikel 438 Rv. Voor de tenuitvoerlegging moet de partij die de beslissing ten uitvoer wil leggen, beschikken over een afschrift van de beslissing en het daarbij gepaste certificaat. Om de tenuitvoerlegging in Nederland te versnellen en te vergemakkelijken, wordt in de Uitvoeringswet internationale kinder-bescherming het afschrift van de rechterlijke beslissing en het certificaat, net als in artikel 7 van de Uitvoeringswet Brussel I-bis, samen aangemerkt als een executoriale titel als bedoeld in artikel 430 Rv. De executoriale titel geeft de buitenlandse beslissing direct executoriale kracht.
Inwerkingtreding
Inwerkingtredingsbesluit van 28-03-2022, Stb. 2022, 141
Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 9 februari 2022 tot wijziging van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming en enige andere wetten in verband met de herschikking van de Verordening (EU) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking) (PbEU 2019, L 178) (Stb. 2022, 72)
—De wet treedt in werking met ingang van 01-08-2022.