Besluit van 10-07-2023, Stb. 2023, 251
Besluit houdende nadere regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid in evidente gevallen (Besluit evidente staatloosheid)
—De Wet vaststellingsprocedure staatloosheid bevat een procedure om staatloosheid vast te laten stellen door de civiele rechter. Ingevolge artikel 5 van die wet kan een bestuursorgaan in evidente gevallen ook buiten de judiciële vaststellingsprocedure aannemen dat een betrokkene staatloos is. Dit besluit geeft een limitatief aantal gevallen waarin dat mogelijk is, en regelt tevens aan welke voorwaarden een dergelijke niet-judiciële vaststelling moet voldoen.
Evidente staatloosheid kan worden aangenomen als de gesteld staatloze:
- beschikt over een buitenlandse vaststelling (gerechtelijke vaststelling of een besluit van een overheidsorgaan);
- een staatloos in Nederland geboren kind is van ouders die staatloos zijn;
- een in Nederland geboren kind is wiens vader staatloos is, terwijl de moeder haar nationaliteit niet kan doorgeven;
- een in Nederland geboren kind is dat geen juridische vader heeft, terwijl de moeder staatloos is of haar nationaliteit niet kan doorgeven;
- louter de nationaliteit van een niet-erkende staat bezit.
Buiten deze situaties is geen sprake van evidente staatloosheid en kan staatloosheid slechts worden vastgesteld in de vaststellingsprocedure, als bedoeld in artikel 2 van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid.
De vaststelling van evidente staatloosheid heeft geen erga omnes-werking als bedoeld in artikel 4 van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid. Voor het overige verschillen de rechtsgevolgen van evidente staatloosheid niet van de situatie waarin staatloosheid op judiciële wijze in de vaststellingsprocedure is vastgesteld. Dat betekent dat ook een evident staatloze aanspraak kan maken op de specifieke rechten die aan staatlozen toekomen.
Inwerkingtreding op hetzelfde moment als de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid (01-10-2023).