Wet van 06-11-2019, Stb. 2019, 413
Wet van 6 november 2019 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging van de strafmaxima van enkele ernstige verkeersdelicten met het oog op versterking van de verkeershandhaving (aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten)
—De Rijksuniversiteit Groningen heeft in 2017 onderzoek gedaan naar de straftoemeting bij ernstige verkeersdelicten. In dezelfde periode is door Intervict (Tilburg University) een onderzoek uitgevoerd dat betrekking heeft op de vraag hoe slachtoffers van verkeersdelicten de (uitkomst van) de strafprocedure ervaren en dat bespreekt welke wettelijke, beleidsmatige en jurisprudentiële ontwikkelingen zich hebben voorgedaan die van invloed kunnen zijn op de straf in concrete verkeerszaken. De bevindingen van de onderzoekers hebben tot concrete aanbevelingen geleid waaraan onderhavige wet uitvoering geeft. Met deze wet wordt:
- het grote verschil weggenomen in strafmaximum bij (zeer) gevaarlijk rijgedrag zonder en met gevolgen door:
- het strafmaximum bij gevaarlijk rijgedrag dat zonder gevolgen is gebleven (artikel 5 WVW 1994) te verhogen;
- een strafbaarstelling te introduceren voor zeer gevaarlijk rijgedrag dat zonder gevolgen is gebleven met een nieuw artikel 5a WVW 1994;
- in de wet te expliciteren waar roekeloosheid bij zeer gevaarlijk rijgedrag met gevolgen (artikel 175 WVW 1994) in kan bestaan door een koppeling te maken met de strafbaarstelling van artikel 5a WVW 1994. - het strafmaximum te verhogen bij rijden onder invloed, doorrijden na een ongeval en rijden zonder (geldig) rijbewijs, behalve als dat rijbewijs is ingevorderd of ingenomen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Doorrijden na een ongeval indien de bestuurder weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat bij dat ongeval een ander is gedood of aan een ander letsel is toegebracht wordt aangemerkt als een misdrijf bij verdenking waarvan een bevel voorlopige hechtenis kan worden gegeven. Dit maakt de toepassing van enkele opsporingsbevoegdheden en het aanhouden en ophouden voor onderzoek van een verdachte van dit misdrijf buiten heterdaad mogelijk.
- de misdrijven in de WVW 1994 als soortgelijk misdrijf aan te merken in de algemene recidiveregeling uit het Wetboek van Strafrecht.
Onderhavige wet geeft de rechter meer mogelijkheden om een passende straf op te leggen bij de verscheidenheid die het verkeersstrafrecht kenmerkt. Centraal staan hierbij de strafverhoging van artikel 5 WVW 1994 en de introductie van artikel 5a WVW 1994. Deze wetswijzigingen strekken ertoe het mogelijk te maken dat (zeer) gevaarzettend gedrag zonder gevolgen zwaarder kan worden bestraft. Daarnaast heeft het voorgestelde artikel 5a WVW 1994 een aanvullende functie doordat dit voorschrift op het niveau van de wet expliciteert welk gedrag in elk geval onder roekeloosheid wordt verstaan. Het voorschrift krijgt daarmee ook belangrijke betekenis voor de toepassing van artikel 6 WVW 1994 (zeer gevaarlijk rijgedrag met ernstige gevolgen). Alcohol- en middelen gebruik kan door de rechter ook expliciet worden betrokken bij de vaststelling dat sprake is van roekeloosheid. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de breed gedragen wens om het begrip ‘roekeloosheid’ in het verkeer nader in te vullen.
Inwerkingtreding
Inwerkingtredingsbesluit van 25-11-2019, Stb. 2019, 442
Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 6 november 2019 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging van de strafmaxima van enkele ernstige verkeersdelicten met het oog op versterking van de verkeershandhaving (aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten) (Stb. 2019, 413)
—De wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.