Wet van 16-9-2004, Stb. 2004, 465

DNA-onderzoek bij veroordeelden treedt het eerst in werking bij zeden- en geweldsmisdrijven

—Op 1 januari 2005 treedt de Wet verplicht DNA-onderzoek bij veroordeelden in werking. De wet is op 16 september jl. in het Staatsblad gepubliceerd (2004, 465). De wet regelt een verplicht DNA-onderzoek voor veroordeelden. De officier van justitie krijgt de bevoegdheid celmateriaal te laten afnemen van iedere veroordeelde wegens een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De DNA-profielen van deze veroordeelden worden opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken.
De nieuwe wet heeft niet alleen betrekking op veroordeelden, maar ook op personen die op grond van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht zijn ontslagen van alle rechtsvervolging en aan wie tevens een maatregel als voorzien in artikel 37 (plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis), 37a juncto 37b (TBS met verpleging van overheidswege) of 38 (TBS met voorwaarden), 38m (plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden) of 77s (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd. De omstandigheid dat het gepleegde feit aan deze personen niet kan worden toegerekend, doet volgens de MvT niet af aan het belang van een effectieve opsporing en opheldering van eventueel eerder gepleegde en toekomstige strafbare feiten van deze personen.
Er zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten waarbij DNA-onderzoek niet of nauwelijks een rol van betekenis kan spelen, zoals meineed of valsheid in geschrift. Bij deze feiten zal ook in het voorbereidend onderzoek geen celmateriaal voor DNA-onderzoek worden afgenomen vanwege het vereiste belang van het onderzoek. In de wet is daarom de bepaling opgenomen dat geen DNA-onderzoek zal plaatsvinden indien redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde.
Na de veroordeling wegens een 'DNA-misdrijf' geeft de officier van justitie zo spoedig mogelijk het bevel tot afname van celmateriaal voor DNA-onderzoek, tenzij naar zijn oordeel een van de uitzonderingsgronden zich voordoet. Het is niet de bedoeling dat de officier van justitie het bevel pas geeft op het moment dat de betrokken veroordeelde verdachte is geworden in een nieuwe strafzaak waarover deze officier de leiding heeft.

De veroordeelde heeft het recht tegen het DNA-onderzoek bezwaar aan te tekenen bij de rechter.
 

Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 12-1-2005, Stb. 2005, 18

Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden op 1 februari 2005 in werking

—Tot 1 februari jl. was gedwongen DNA-onderzoek alleen mogelijk in het kader van het voorbereidend onderzoek als tegen verdachten ernstige bezwaren bestonden. Dat wil zeggen: in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het wetboek van strafvordering én zolang dit in het belang van het onderzoek was. Door de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Stb. 2004, 465) die op 1 februari jl. in werking is getreden, is het mogelijk om standaard celmateriaal (wangslijm) ten behoeve van DNA-onderzoek bij bepaalde groepen veroordeelden af te nemen.

De wet is van toepassing op een bepaalde groep veroordeelden. Wie dit zijn, hangt af van het soort misdrijf waarvoor iemand is veroordeeld, het soort straf of maatregel dat is opgelegd en het moment waarop men is veroordeeld.
 

Soort misdrijf

Door het wetsvoorstel is DNA-onderzoek mogelijk bij mensen die zijn veroordeeld voor misdrijven waarop in de wet een maximum strafbedreiging van vier jaar of meer is gesteld (misdrijven omschreven in artikel 67 Sv).
De wet zal gefaseerd in werking treden; de eerste fase geldt tot en met 2008. In eerste instantie gaat het om veroordeelden voor ernstige gewelds- en zedendelicten. Het betreft met name ernstige gewelds- en zedendelicten uit het Wetboek van Strafrecht en een aantal delicten beschreven in het Wetboek militair strafrecht, de Wet oorlogsstrafrecht en de Wet op internationale misdrijven.
 

Soort straf of maatregel

Onder veroordeelden worden personen verstaan die veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf (al dan niet voorwaardelijk), taakstraf, dan wel TBS (eventueel met voorwaarden) of plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (waaronder een Strafrechtelijke Opvang Verslaafden). Ook personen die zijn ontslagen van alle rechtsvervolging en aan wie bepaalde maatregelen zijn opgelegd (plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis, inrichting voor jeugdigen, etc.) vallen onder deze groep.
Buiten het wetsvoorstel vallen veroordeelden aan wie alleen een geldboete of een financiële maatregel is opgelegd.
 

Moment veroordeling

De basis voor het bevel tot afname celmateriaal voor DNA-onderzoek wordt gevormd door de veroordeling in eerste aanleg. De regeling geldt enerzijds voor iedereen die na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel (na 1 februari 205) wordt veroordeeld (regulier traject) en anderzijds voor personen die, op het moment dat het wetsvoorstel in werking treedt, al zijn veroordeeld en op dat moment een vrijheidsbenemende straf of maatregel (nog moeten) ondergaan (inhaalslag).
 

De procedure

De grondslag voor DNA-afname wordt gevormd door het bevel van de officier van justitie. De veroordeelden die zich op het moment van de inwerkingtreding in een inrichting bevinden, krijgen het bevelschrift in de inrichting. DNA wordt dan ook in de inrichting afgenomen door een daarvoor speciaal opgeleide inrichtingsmedewerker of door een arts of verpleegkundige.
Veroordeelden die per 1 februari 2005 niet in een inrichting zitten, moeten zich melden op de in het bevel aangegeven plaats (een politiebureau) en tijdstip. DNA-afname vindt daar plaats door speciaal opgeleide politieambtenaren of door een arts of verpleegkundige.
Als de veroordeelde zich niet op de in het bevel aangegeven tijd/plaats meldt, vaardigt de officier van justitie een aanhoudingsbevel uit. Dit bevel wordt opgenomen in het opsporingssysteem van de politie. Op grond daarvan kan de veroordeelde op ieder moment worden aangehouden en overgebracht naar een politiebureau waar alsnog DNA-afname plaatsvindt. Aanhouding is mogelijk bij bijvoorbeeld een verkeersovertreding of bij een paspoortcontrole op het vliegveld. Als het Openbaar Ministerie dit wenselijk acht, kunnen veroordeelden ook met prioriteit worden aangehouden.
Het Nederlands Forensisch instituut is verantwoordelijk voor het maken van DNA-profielen uit celmateriaal en voor het beheer van de DNA-databank. Hoe lang DNA-profielen bewaard worden, hangt af van het strafbare feit waarvoor iemand is veroordeeld. Als in de wet een strafbaar feit van 6 jaar of meer wordt gesteld, dan blijven de gegevens 30 jaar bewaard. Voor minder zware delicten, met een strafmaximum van 6 jaar, mogen het celmateriaal en het DNA-profiel niet langer dan 20 jaar bewaard blijven.

Bezwaar maken tegen de afname van DNA-celmateriaal is niet mogelijk. Afname vindt, na bevel van de officier van justitie, altijd plaats; of dit nu in een justitiële inrichting gebeurt of op een politiebureau. Wel kan bezwaar gemaakt worden tegen de opmaak van het DNA-profiel voor de DNA-databank. Artikel 2, eerste lid van de wet, beschrijft een tweetal aantal uitzonderingsgronden voor het maken van een DNA-profiel:

  • Wanneer van de veroordeelden reeds een DNA-profiel is verwerkt;
  • Als het redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel, gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheid waaronder het misdrijf is gepleegd, niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde.


Inwerkingtreding Artikel 14

Inwerkingtredingsbesluit van 19-2-2005, Stb. 2005, 80

Artikel 14 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is op 1 maart 2005 in werking getreden

—De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Stb. 2004, 465) is op 1 februari 2005 in werking getreden, voorzover het veroordeelden wegens de in dat besluit aangewezen gewelds- en zedenmisdrijven betreft (zie NJB 2005/5/281). Artikel 14 van deze wet dat voorziet in een aantal wijzigingen in het Wetboek van Strafvordering die betrekking hebben op DNA-onderzoek in het vooronderzoek is nu op 1 maart jl. in werking getreden.
 

Inwerkingtreding tweede fase

Inwerkingtredingsbesluit van 29-12-2009, Stb. 2010, 11

De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden treedt met ingang van 1 mei 2010 in werking ten aanzien van veroordeelden wegens ieder misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering

—De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Stb. 2004, 465) is op 1 februari 2005 in werking getreden ten aanzien van de personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet al veroordeeld waren tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel en die deze straf of maatregel op dat moment ondergingen of nog moesten ondergaan, alsmede ten aanzien van de personen die na de inwerkingtreding van deze wet veroordeeld werden of worden tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel of taakstraf. Daarbij gold de beperking dat deze personen veroordeeld dienden te zijn wegens een aangewezen gewelds- of zedenmisdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is of dat zij behoorden tot de categorie van veroordeelde zeer actieve veelplegers wegens ieder voorlopig-hechtenis-misdrijf. Bij dit besluit komt een einde aan deze beperking en wordt de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden met ingang van 1 mei 2010 van toepassing op de veroordeelden wegens ieder misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is. Dit besluit leidt ertoe dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden van toepassing is op zowel de veroordeelden wegens een voorlopig-hechtenis-misdrijf die met ingang van 1 mei 2010 al veroordeeld zijn tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel en die deze straf of maatregel op dat moment ondergaan of nog moeten ondergaan (zie artikel 8 van deze wet), als op de veroordeelden wegens een voorlopig-hechtenis-misdrijf die na 1 mei 2010 veroordeeld worden tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel of taakstraf.
 

Kamerstukken