Wet van 27-06-2018, Stb. 2018, 322
Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (Computercriminaliteit III)
—Deze wet bevat in de eerste plaats een nieuwe bevoegdheid voor de daartoe aangewezen opsporingsambtenaren om onder voorwaarden een geautomatiseerd werk, dat in gebruik is bij een verdachte, op afstand heimelijk binnen te dringen met het oog op bepaalde doelen op het gebied van de opsporing van ernstige strafbare feiten. Deze doelen betreffen de uitoefening van reeds bestaande bevoegdheden. Voor de uitoefening daarvan is het heimelijk binnendringen in geautomatiseerd werk noodzakelijk geworden door de voortschrijdende techniek en het wijdverbreide gebruik van geautomatiseerde werken voor communicatie en de verwerking en opslag van gegevens. Daarbij kan de beveiliging worden doorbroken of kunnen technische handelingen worden verricht om toegang te verschaffen tot het geautomatiseerde werk. Ook kan heimelijk software worden geïnstalleerd met behulp waarvan op specifieke punten de beveiliging wordt doorbroken of omzeild en waarmee de versleuteling van gegevens ongedaan kan worden gemaakt. Deze bevoegdheid kan onder omstandigheden ook worden toegepast ten aanzien van gegevens die zich wellicht niet op het Nederlandse grondgebied bevinden, terwijl de gevolgen van het strafbare feit zich in Nederland voordoen. Voor de inzet van deze bevoegdheid bij onderzoekshandelingen waarbij het geautomatiseerde werk wordt binnengedrongen met het oog op het vastleggen of ontoegankelijk maken van gegevens is een misdrijf vereist dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, of een misdrijf dat bij amvb is aangewezen.
In de tweede plaats wordt de regeling van de bevoegdheid van de officier van justitie om, met machtiging van de rechter-commissaris om, te bevelen dat gegevens op internet ontoegankelijk worden gemaakt, aangepast. Deze bevoegdheid is thans geregeld in artikel 54a Sr. De aanpassing heeft ten doel te komen tot een betere toepassing van de bestaande regeling, zodat de samenleving beter kan worden beschermd tegen strafbare feiten die op internet worden begaan. Verruiming van het toepassingsbereik van de bestaande bevoegdheid tot het ontoegankelijk maken van gegevens wordt niet beoogd.
In de derde plaats wordt het wederrechtelijk overnemen van gegevens en het voorhanden hebben of bekend maken van door misdrijf verkregen gegevens strafbaar gesteld. Daardoor worden gedragingen strafbaar die kunnen worden beschouwd als ‘heling’ van gegevens. Hiermee wordt in een betere strafrechtelijke bescherming van computergegevens voorzien.
In de vierde plaats wordt de strafbaarstelling van het verleiden van minderjarigen tot ontucht en ‘grooming’ (artikelen 248a en 248e Sr) verruimd. Met de term grooming wordt gedoeld op het ongewenst benaderen van kinderen op het internet, bijvoorbeeld in chatrooms, met het oogmerk om ontuchtige handelingen met hen te plegen. Strafbaar is ook het op internet seksuele contacten met minderjarigen zoeken en/of leggen met een virtuele fictieve creatie. Om deze maatschappelijk zeer schadelijke verschijnselen beter te kunnen bestrijden is het wenselijk opsporingsambtenaren in te zetten (‘lokpubers’) die zich als minderjarige voordoen.
In de vijfde plaats wordt de zogenaamde online handelsfraude strafbaar gesteld. Met deze term wordt gedoeld op het via het internet aanbieden van goederen of diensten, zonder de intentie die goederen of diensten te leveren, zodat de kopers worden gedupeerd. Zodra de koper merkt dat hij is bedrogen is de website doorgaans uit de lucht gehaald en is de verkoper niet meer te achterhalen. Hiermee wordt de mogelijkheid geboden strafrechtelijk op te treden tegen personen die een beroep of gewoonte maken van het aanbieden van goederen of diensten op het internet, zonder de intentie om die goederen of diensten daadwerkelijk te leveren.
Inwerkingtreding
Inwerkingtredingsbesluit van 12-02-2019, Stb. 2019, 67
Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet computercriminaliteit III (Stb. 2018, 322)
—De wet treedt in werking met ingang van 1 maart 2019.
Kamerstukken
- TK 2015/16, 34 372, nr. 1
- TK 2015/16, 34 372, nr. 2
- TK 2015/16, 34 372, nr. 3
- TK 2015/16, 34 372, nr. 4
- TK 2016/17, 34 372, nr. 6
- TK 2016/17, 34 372, nr. 7
- TK 2016/17, 34 372, nr. 26
- TK 2017/18, 34 372, nr. 27
- TK 2018/19, 34 372, nr. 28
- TK 2018/19, 34 372, nr. 29
- EK 2016/17, 34 372, nr. A
- EK 2016/17, 34 372, nr. B
- EK 2016/17, 34 372, nr. C
- EK 2016/17, 34 372, nr. D
- EK 2016/17, 34 372, nr. E
- EK 2016/17, 34 372, nr. F
- EK 2017/18, 34 372, nr. G
- EK 2017/18, 34 372, nr. H
- EK 2018/19, 34 372, nr. L
- EK 2018/19, 34 372, nr. M