Wet van 27-03-2019, Stb. 2019, 138 en inwerkingtredingsbesluit van 10-04-2019, Stb. 2019, 139

Wet tot wijziging van de Wet foetaal weefsel in verband met het mogelijk maken van het bewaren en gebruiken van foetaal weefsel ten behoeve van de opsporing en vervolging van ernstige zedenmisdrijven

—De Wet foetaal weefsel bevat op dit moment niet de mogelijkheid om foetaal weefsel voor het opsporen en vervolgen van zedenmisdrijven te bewaren en gebruiken. Artikel 2 van deze wet kent een gesloten systeem van doeleinden waardoor het bewaren en gebruiken van foetaal weefsel alleen is toegestaan voor de doelen die limitatief in dat artikel zijn opgenomen. Met deze wet wordt aan de opsomming van doeleinden in artikel 2 een grond toegevoegd. Die grond betreft de opsporing en vervolging van ernstige zedenmisdrijven waarvan de vrouw het slachtoffer is.

De wet heeft uitdrukkelijk niet tot doel artsen te verplichten om het foetaal weefsel dat van de vrouw afkomstig is voor deze strafvorderlijke doeleinden te verstrekken. De arts bepaalt of een doorbreking van het beroepsgeheim daarvoor te rechtvaardigen is. De regel dat de vrouw haar toestemming moet verlenen voor het bewaren en gebruiken van het foetaal weefsel, geldt niet in het geval waarin zij jonger dan zestien jaar, wilsonbekwaam of overleden is.

Inwerkingtreding met ingang van 27-04-2019.


Kamerstukken