Wet van 13-10-2022, Stb. 2021, 592 en inwerkingtredingsbesluit van 26-11-2021, Stb. 2021, 595

Wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg, de Wet flexibel werken en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PbEU 2019, L 188) (Wet betaald ouderschapsverlof)

—De EU beoogt met Richtlijn (EU) 2019/1158 het beleid inzake het evenwicht tussen werk en privéleven en de gelijke behandeling van vrouwen en mannen te helpen verwezenlijken door de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen en door het verschil tussen vrouwen en mannen met betrekking tot inkomsten en loon weg te nemen. Samengevat gaat het om de volgende maatregelen in de richtlijn:

  1. vaderschapsverlof: tien werkdagen verlof voor vaders en ‘tweede ouders’ (dat wil zeggen de partner van de moeder) vanwege de geboorte van het kind, te relateren aan de overeengekomen arbeidsduur. Betaling of uitkering moet ten minste gelijk zijn aan wat men bij ziekte zou ontvangen. De Wet arbeid en zorg (Wazo) voorziet reeds in geboorteverlof dat wat betreft duur en uitkeringshoogte voldoet aan de Europese minimumnorm voor vaderschapsverlof. Wel is sprake van een beperkte uitbreiding van de doelgroep van partners die recht heeft op geboorteverlof. Dit betreft niet-verzekerde werknemers met een arbeidsovereenkomst: directeuren-grootaandeelhouder en werknemers die huishoudelijke arbeid verrichten. Voorts is er een aanpassing nodig met het oog op de positie van militaire ambtenaren (het geboorteverlof en het aanvullend geboorteverlof kunnen bij zwaarwegend dienstbelang bij hen worden worden uitgesteld, maar moeten wel binnen negen maanden na de dag van geboorte kunnen worden opgenomen);
  2. ouderschapsverlof: vier maanden verlof per ouder waarvan twee maanden niet overdraagbaar zijn op de andere ouder (te relateren aan de overeengekomen arbeidsduur). Het is aan de lidstaat om voor de twee niet-overdraagbare maanden ouderschapsverlof het niveau van betaling of uitkering te bepalen met dien verstande dat het niveau de opname van ouderschapsverlof door beide ouders vergemakkelijkt. In de Wazo wordt een wettelijke verplichting opgenomen op grond waarvan werknemers gedurende negen weken een uitkering ontvangen bij de opname van ouderschapsverlof. Dit recht tot uitkering geldt tot de eerste verjaardag van het kind of in geval van adoptie of pleegzorg tot een jaar na opname in het gezin;
  3. zorgverlof: vijf werkdagen verlof per jaar. Betaling of uitkering is niet vereist. Aanpassing van de Wazo is hier niet nodig;
  4. arbeidsverzuim wegens overmacht: door de lidstaat nader te bepalen aantal dagen verlof wegens overmacht in verband met dringende familieomstandigheden wegens ziekte of ongeval. Betaling of uitkering is niet vereist. De Wazo voldoet ook op dit punt reeds aan de minimum-vereisten van de richtlijn;
  5. flexibele werkregelingen: mogelijkheid te verzoeken om een flexibele werkregeling voor zorgdoeleinden. De Wet flexibel werken (Wfw) behoeft aanpassing op dit punt; het recht op flexibele werkregeling is nu namelijk nog niet van toepassing bij werkgevers met minder dan tien werknemers. Daarnaast is het vooralsnog mogelijk om in de cao of arbeidsovereenkomst afspraken te maken om ten nadele van de werknemers af te wijken van de Wfw, waar dit volgens de richtlijn niet is toegestaan voor werknemers met jonge kinderen en mantelzorgers;
  6. de richtlijn bevat ten slotte een aantal bepalingen om de werknemer te beschermen tegen benadeling als hij gebruik maakt van de rechten die de richtlijn aan hem toekent of daartoe een aanvraag indient. Die bepalingen komen overeen met de rechtspraktijk maar zijn nu, voor zover nog nodig, expliciet in de wetgeving opgenomen. In het BW is opgenomen dat tijdens het genieten van aanvullend geboorteverlof en ouderschapsverlof opbouw van vakantie-dagen plaatsvindt.

Net als in de huidige Wet arbeid en zorg gelden de bepalingen in deze wet ook voor geadopteerde en andere kinderen mits het kind blijkens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woont als de werknemer en de werknemer duurzaam de verzorging en de opvoeding van dat kind als zijn eigen kind op zich heeft genomen.

Inwerkingtreding

De wet treedt in werking met ingang van 02-08-2022. Artikel I, onderdeel G, treedt in werking met ingang van 08-12-2021.

Kamerstukken