Wet van 17-10-2018, Stb. 2018, 369 en inwerkingtredingsbesluit van 17-10-2018, Stb. 2018, 370

Wet houdende regels ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L 157) (Wet bescherming bedrijfsgeheimen)

—Deze wet strekt tot implementatie van Richtlijn 2016/943/EU die regels bevat tot het beschermen van bedrijfsgeheimen. De richtlijn beoogt de harmonisatie in de lidstaten van de Europese Unie van de regels inzake bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie en geeft aan wat onder een bedrijfsgeheim wordt verstaan, tegen welke vormen van inbreuk daarop (onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken) kan worden opgetreden en welke maatregelen, procedures en rechtsmiddelen daarvoor kunnen worden ingezet. 

Het uitgangspunt van de richtlijn is de TRIPs-overeenkomst. Deze overeenkomst geeft minimumstandaarden voor de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (IE-rechten), die het bestaan, de reikwijdte en het gebruik van IE-rechten in het handelsverkeer betreffen. In de TRIPs-overeenkomst zijn ook bedrijfsgeheimen opgenomen. 

In tegenstelling tot de meeste IE-rechten kan een bedrijfsgeheim voor onbepaalde tijd worden beschermd, mits het daadwerkelijk geheim wordt gehouden. Enerzijds biedt de richtlijn bescherming aan bedrijven die bedrijfsinformatie geheim willen houden, anderzijds waakt de richtlijn tegen een te stringent beschermingsregime dat misbruikt zou kunnen worden en bevat het daartoe enkele garanties (o.a. dat het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie moet worden geëerbiedigd en dat de bescherming niet geldt in het geval iemand een bedrijfsgeheim onthult om daarmee wangedrag, fouten of illegale activiteiten aan de kaak te stellen). 

Gezien het bijzondere karakter van de bescherming van bedrijfsgeheimen ingevolge de richtlijn ten opzichte van onder andere de IE-regelgeving en de gevolgen voor de wijze waarop een privaatrechtelijke procedure wordt gevoerd als er sprake is van een inbreuk op een bedrijfsgeheim, wordt specifieke wetgeving voorgesteld ter implementatie van de richtlijn. Dat doet ook recht aan het oogmerk van de richtlijn, namelijk een helder, specifiek en uniform kader voor de bescherming van bedrijfsgeheimen. 

Het grootste deel van de richtlijn wordt geïmplementeerd in een nieuwe wet, de onderhavige Wet bescherming bedrijfsgeheimen. De schending van bedrijfsgeheimen betreft net als de inbreuk op IE-rechten een species van de onrechtmatige daad. Het beschermingsregime zoals neergelegd in de richtlijn voorziet in bepaalde maatregelen die meer aansluiten bij de maatregelen die gebruikelijk zijn in procedures over de bescherming van IE-rechten dan bij die in het algemene leerstuk van de onrechtmatige daad, zoals het verbod op het aanbieden van inbreukmakende goederen, het terugroepen en vernietigen van inbreukmakende goederen van de markt en het ontdoen van de inbreukmakende hoedanigheid van goederen. Die maatregelen zijn een resultaat van een afweging van diverse belangen, teneinde te voorkomen dat de bescherming te ver zou doorschieten en in strijd zou kunnen komen met grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en van informatie (zie ook artikel 1, tweede lid, onder a, en artikel 5 van de richtlijn) en met de belangen van werknemers en van klokkenluiders. 

Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 1, eerste lid, van de richtlijn om verder reikende bescherming dan die de richtlijn biedt op te nemen in de wet.  

De wet bestaat uit vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. Hierin wordt omschreven wat onder een bedrijfsgeheim wordt verstaan. Verder zijn de begrippen houder van het bedrijfsgeheim, inbreukmakende goederen en inbreukmaker omschreven. Bij deze omschrijvingen is zo dicht mogelijk bij de richtlijntekst gebleven. In hoofdstuk 2 is bepaald wat onder het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen wordt verstaan, conform de richtlijn. In hoofdstuk 3 zijn de handhavingsmaatregelen opgenomen. Deze maatregelen worden zoveel mogelijk op dezelfde wijze geïmplementeerd als met de overeenkomstige maatregelen uit de Handhavingsrichtlijn is gebeurd.

Daarnaast bevat de wet in hoofdstuk 4 wijzigingen van twee andere wetten. Waar implementatie van procesrechtelijke bepalingen nodig is, wordt voorgesteld deze onder te brengen in een nieuwe titel 15a Rv. Deze nieuwe titel zal van toepassing zijn op alle civielrechtelijke procedures betreffende het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van bedrijfsgeheimen. De algemene procesrechtelijke regels van Rv blijven van toepassing voor zover er in die titel niet van wordt afgeweken. In het BW wordt een artikel toegevoegd waarin een specifieke verjaringstermijn is opgenomen voor vorderingen tot bescherming van bedrijfsgeheimen. Hoofdstuk 5 betreft de slotbepalingen. 

Inwerkingtreding met ingang van 23-10-2018.


Kamerstukken