Wet van 20-12-2017, Stb. 2017, 517

Wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2018)

—Het Belastingplan 2018 bevat (volgens de memorie van toelichting) uitsluitend maatregelen waarvan het onontkoombaar is dat ze per 1 januari 2018 ingaan. Het is een beleidsarm pakket, maar door jurisprudentie, Europese regelgeving en eerder aangekondigde maatregelen toch nog redelijk omvangrijk. Deze wet is onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2018, samen met de Overige fiscale maatregelen 2018, Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling en Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling. In de wet zijn maatregelen opgenomen die per 1 januari 2018 budgettair effect hebben, zoals maatregelen die raken aan de koopkracht van burgers.

Het kabinet treft in de eerste plaats een aantal maatregelen om de koopkracht van de groepen die achter dreigden te blijven, te repareren. Het koopkrachtpakket bevat zowel intensiveringen in de uitgaven als lastenmaatregelen. Maatregelen in het koopkrachtpakket zijn onder meer de verhoging (na indexatie) van de ouderenkorting met € 115 (€ 187 miljoen) en ter dekking van het pakket een verlaging (na indexatie) van de algemene heffingskorting en de alleenstaande ouderenkorting met respectievelijk € 8 en € 19 (€ 75 miljoen en € 20 miljoen). Bovendien wordt per 1 januari 2019 het hoge bedrag van de ouderenkorting, na indexatie op 1 januari 2019, verhoogd met € 160 en de ouderenkorting vanaf een bepaald inkomen voortaan geleidelijk afgebouwd naar nihil. Met het pakket wordt beoogd de koopkracht van Nederlandse huishoudens te versterken, met name die van uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden.

In lijn met de afbouw van de uitbetaalbaarheid van de algemene heffingskorting (bij voldoende partnerinkomen) wordt de uitbetaalbaarheid van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) en arbeidskorting (bij voldoende partnerinkomen) vanaf 1 januari 2019 afgebouwd.

De wet bevat ook een aantal maatrefelen met betrekking tot de vermogensrendementsheffing (box 3). Het forfaitaire rendement zal als gevolg van deze voorstellen dichter aansluiten bij het gemiddelde werkelijke rendement, doordat voor het rendement over het aan het spaardeel toegerekende gedeelte van de grondslag voortaan gekeken naar actuelere rentecijfers. Daarnaast wordt voorgesteld het heffingvrije vermogen te verhogen naar € 30 000. Het heffingvrije vermogen voor fiscale partners gezamenlijk wordt dan € 60 000.

De wet bevat ook twee maatregelen op het gebied van de vennootschapsbelasting. Het gaat daarbij om het terugdraaien van de verlenging van de eerste tariefschijf zoals opgenomen in het Belastingplan 2017 en het per 1 januari 2018 verhogen van het effectieve tarief van de innovatiebox naar 7%. Ook wordt de tabaksaccijns taakstellend verhoogd voor de jaren 2018 tot en met 2021.

Verder voorziet de wet onder meer in een tijdelijke verhoging van de tarieven van de energiebelasting conform het Energieakkoord, een tijdelijke verhoging van het tarief voor de kansspelbelasting en in een aanscherping van de definitie van geneesmiddelen in de btw. Dit laatste naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2016. In dit arrest is bepaald dat bepaalde zonnebrandmiddelen met UVA- of UVB-filter en natriumfluoridehoudende tandpasta kwalificeren als geneesmiddel in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968). Dit arrest heeft duidelijk gemaakt dat de huidige wettekst van de Wet OB 1968 leidt tot een niet-beoogde verruiming van de reikwijdte van het verlaagde btw-tarief voor geneesmiddelen, een budgettaire derving en complexe afbakenings- en uitvoeringsproblematiek, die alleen via een wetswijziging kunnen worden opgelost. Met deze wet wordt door een betere aansluiting bij de Geneesmiddelenwet en met name de handelsvergunning, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel lll, van de Geneesmiddelenwet, kenbaar dat voor geneesmiddelen geen verlaagd btw-tarief geldt, wanneer geen handelsvergunning is afgegeven.

Inwerkingtreding met ingang van 01-01-2018, met dien verstande dat er voor veel onderdelen afwijkende inwerkingtredingsbepalingen gelden.


Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 19-12-2018, Stb. 2018, 513

Besluit tot inwerkingtreding van artikel IX, onderdelen A tot en met Ia van het Belastingplan 2018 (Stb. 2017, 517)

—Artikel IX, onderdelen A tot en met Ia, van het Belastingplan 2018 treedt in werking met ingang van 01-01-2019. Tot 1 januari 2022 wordt artikel IX, onderdelen A tot en met I, van het Belastingplan 2018 niet toegepast ten aanzien van de overbrenging van afvalstoffen uit Nederland met toepassing van een ingevolge Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU 2006, L 190) bij beschikking verleende toestemming tot overbrenging van afvalstoffen uit Nederland die is verleend vóór 25 oktober 2018.


Kamerstukken