Wet van 04-05-2015, Stb. 2015, 184 

Wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met Verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287) (Uitvoeringswet verordening bankentoezicht)

Met de verordening wordt het Europese ‘single supervisory mechanism’ (hierna: SSM) of gemeenschappelijk toezichtsmechanisme geïntroduceerd, dat bestaat uit de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten. De deelnemende lidstaten zijn de lidstaten uitde Eurozone en lidstaten buiten de Eurozone die kiezen deel te nemen. Het SSM moet zorgen voor een coherente en doeltreffende toepassing en uitvoering van Uniebeleid en -wetgeving op het gebied van bankentoezicht. Daarnaast zal het toezichtsmechanisme moeten leiden tot een zo hoogwaardig mogelijk toezicht op de banken in alle betrokken lidstaten. Het uiteindelijke doel van de verordening en de aan de ECB opgedragen taken is het bijdragen aan de soliditeit en veiligheid van kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel in de Europese Unie en in de lidstaten. De verordening is gepubliceerd op 29 oktober 2013 en per 4 november 2013 in werking getreden. De verordening vergt dat de Wet op het financieel toezicht daarmee in lijn wordt gebracht. Hiertoe is deze wet vastgesteld. Die strekt er in de eerste plaats toe de taakverdeling tussen de ECB en DNB zoals die voortvloeit uit de verordening bankentoezicht ook in de Wft tot uitdrukking te laten komen. Het voorstel regelt daarom dat DNB niet langer bevoegd is toezichttaken ten aanzien van banken uit te oefenen die op grond van de verordening exclusief worden belegd bij de ECB (de vergunningverlening en -intrekking, alsmede het al dan niet verlenen van vvgb’s voor gekwalificeerde deelnemingen in banken). Aangezien DNB de uitoefening van deze taken door de ECB voorbereidt, zijn daarvoor procedures in deze wet opgenomen. Ten aanzien van andere toezichtstaken onder het SSM van de ECB en van DNB behoeft de Wft vrijwel geen aanpassing. Volledigheidshalve wordt in deze wet wel de taakstellingsbepaling van DNB aangepast, om zo tot uitdrukking te brengen dat de taken van DNB – voor zover die niet zijn overgegaan op de ECB – voortaan deels uit de verordening voortvloeien. De wet strekt er in de tweede plaats toe de samenwerking tussen de ECB en DNB en de AFM te faciliteren. Met het oog hierop zijn bevoegdheden opgenomen voor DNB om in voorkomende gevallen bijstand te verlenen aan de ECB bij onderzoeken en inspecties. Ook wordt het huidige samenwerkingsmodel in de Wft tussen de AFM en DNB voor bepaalde besluiten die binnen het SSM vallen zo veel mogelijk voortgezet onder het SSM.

Bij nota van wijziging is voor de volledigheid en kenbaarheid van de verdeling van taken en bevoegdheden tussen DNB en de ECB, ten gevolge van de artikelen 4 en 6 (algemene bevoegdheidsverdeling) en 5 (bevoegdheidsverdeling bij het opleggen van kapitaalbuffervereisten) van de verordening bankentoezicht, een aantal nadere bepalingen opgenomen in de Wft waaruit blijkt dat in bepaalde gevallen niet DNB maar de ECB de bevoegdheden kan uitoefenen in de Wft die voortvloeien uit het relevante Unierecht.


Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 21-05-2015, Stb. 2015, 205

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Uitvoeringswet verordening bankentoezicht (Stb. 2015, 184)

— De wet treedt in werking m.i.v. 12-06-2015.


Kamerstukken