Wet van 30-06-2015, Stb. 2015, 257 en inwerkingtredingsbesluit van 30-06-2015, Stb. 2015, 258
Wet tot wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de versterking van de positie van de auteur en de uitvoerende kunstenaar bij overeenkomsten betreffende het auteursrecht en het naburig recht (Wet auteurscontractenrecht)
—Deze wet heeft tot doel de contractuele positie van auteurs en uitvoerende kunstenaars ten opzichte van de exploitanten van hun werken te verstevigen. Het geeft auteurs en uitvoerende kunstenaars de mogelijkheid het contract met de exploitant van hun werk geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Om de exploitatie van het werk, zoals de uitgave van een boek, de vertoning van een filmwerk of de distributie van een muziekwerk, mogelijk te maken, wordt door de maker aan de exploitant exploitatiebevoegdheid verleend. Dit kan door het auteursrecht aan de exploitant over te dragen of door hem voor de openbaarmaking of verveelvoudiging van het werk door middel van een licentie toestemming te verlenen. De wet regelt dat de maker recht krijgt op een billijke vergoeding voor het verlenen van deze exploitatiebevoegdheid. Daarnaast moet de maker een hogere vergoeding kunnen claimen als zijn werk een onverwacht succes blijkt te zijn en de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding in geen verhouding meer staat tot de opbrengst voor de exploitant.
De wet voert daartoe de volgende wijzigingen door. Allereerst worden de voorwaarden voor verlening van een exclusieve licentie gelijkgetrokken met de voorwaarden voor overdracht van het auteursrecht. Dit betekent dat zowel voor de overdracht als voor de exclusieve licentieverlening een akte vereist is. Voorts gaan bij natuurlijke makers alleen die bevoegdheden over die in de akte staan vermeld of die uit de aard en de strekking van de titel van overdracht of licentie voortvloeien. Bevoegdheidsverlening ten aanzien van toekomstige zelfstandige exploitatiewijzen (een exploitatiewijze die niet voorzienbaar was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst) door natuurlijke makers is alleen mogelijk indien dit expliciet is bepaald en het auteursrecht in zijn geheel over gaat. De maker heeft dan recht op een aanvullende billijke vergoeding indien daadwerkelijk tot exploitatie wordt overgegaan. Daarnaast wordt een nieuw hoofdstuk Ia exploitatiecontractenrecht ingevoerd. Op grond van dit hoofdstuk geldt het volgende:
- De maker heeft recht op een in de overeenkomst te bepalen billijke vergoeding van zijn wederpartij voor het verlenen van exploitatiebevoegdheid. Indien bevoegdheid is verleend ten aanzien van toekomstige exploitatiewijzen die niet bekend waren ten tijde van de sluiting van de overeenkomst en de exploitatie wordt ter hand genomen, is degene die exploiteert aan de maker een aanvullende billijke vergoeding verschuldigd.
- Een vereniging van makers kan in samenspraak met een vereniging van exploitanten de Minister van OCW verzoeken de hoogte van een billijke vergoeding vast te stellen.
- De maker heeft recht op een aanvullende vergoeding van degene die het auteursrecht op zijn werk exploiteert indien de aanvankelijk overeengekomen vergoeding ernstig onevenredig is in verhouding tot de opbrengst van de exploitatie (disproportionaliteitsregel, ook wel bestsellerbepaling).
- De maker kan de overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbinden in het geval de exploitant nalaat in voldoende mate te exploiteren (non usus-regel). Op de exploitant rust de plicht desgevraagd inzicht te geven in de omvang van de exploitatie.
- De maker kan een beding waarin voor een onredelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn aanspraken worden verleend op exploitatie van toekomstige werken en andere onredelijke bezwarende bedingen vernietigen.
- Er wordt een grondslag geregeld voor de instelling van een geschillencommissie zodat de maker, in het geval er een geschil ontstaat met de exploitant, een laagdrempelig alternatief heeft voor een gerechtelijke procedure.
Bij amendement (ingediend door Taverne) is een bepaling toegevoegd aan de Auteurswet die invulling geeft aan de groeiende behoefte om wetenschappelijk werk in de vorm van open access beschikbaar te stellen. Deze is van toepassing op ‘kort werk’, wat inhoudt dat het gaat om artikelen en niet om boeken. Door deze bepaling heeft de auteur het recht om zijn wetenschappelijk werk dat met Nederlandse publieke middelen is gefinancierd gratis via internet in open access beschikbaar te stellen. Dit is toegestaan na verloop van een redelijke termijn na eerste publicatie om de uitgever in staat te stellen zijn investeringen terug te verdienen.
Tot besluit wordt de regeling inzake filmwerken verduidelijkt.
Inwerkingtreding m.i.v. 01-07-2015.
Kamerstukken
- TK 2011/12, 33 308, nr. 1
- TK 2011/12, 33 308, nr. 2
- TK 2011/12, 33 308, nr. 3
- TK 2011/12, 33 308, nr. 4
- TK 2012/13, 33 308, nr. 5
- TK 2012/13, 33 308, nr. 6
- TK 2012/13, 33 308, nr. 7
- TK 2013/14, 33 308, nr. 9
- TK 2013/14, 33 308, nr. 10
- TK 2014/15, 33 308, nr. 11
- TK 2014/15, 33 308, nr. 12
- EK 2014/15, 33 308, nr. A
- EK 2014/15, 33 308, nr. B
- EK 2014/15, 33 308, nr. C
- EK 2014/15, 33 308, nr. E