Wet van 19 oktober 2022, Stb. 2022, 487 en inwerkingtredingsbesluit van 5 december 2022, Stb. 2022, 488

Wet houdende wijziging van de Wet inburgering 2021 in verband met aanpassing van het overgangsrecht

—Met deze wet wordt een grondslag gecreëerd in het overgangsrecht dat ziet op de Wet inburgering (de Wi 2013), waarmee het mogelijk wordt gemaakt om bij algemene maatregel van bestuur enkele maatregelen te treffen ten aanzien van de inburgeringsregelgeving die van toepassing blijft op personen die onder de Wi 2013 vallen. Tot 1 januari 2022 zijn inburgeraars ingestroomd onder de Wi 2013, en daarmee zal het inburgeringsregime van deze wet nog zeker tot 2027 doorwerken. De Wi 2013 is bewust opgezet als een strenge wet, waar de verantwoordelijkheid voor de inburgering ligt bij de inburgeringsplichtige. De uitvoeringspraktijk heeft geleerd dat dit stelsel een aantal belemmeringen kent om inburgering als start van participatie te benutten. De afgelopen jaren zijn dan ook verschillende maatregelen genomen ter verbetering van de positie van de inburgeringsplichtigen. Daarnaast heeft de kinderopvangtoeslagaffaire tot een omslag in het denken geleid bij de regering en de rechtspraak. Dit is de reden geweest waarom de Minister van SZW de Wi 2013 en de positie van de veelal kwetsbare groep inburgeraars daarin, opnieuw heeft bekeken. Er is een verkenning uitgevoerd naar verbetermogelijkheden binnen de Wi 2013, waarbij ook de effecten op inburgeraars zijn onderzocht. Omdat niet al deze verbetermogelijkheden voor inwerkingtreding van de Wi 2021 konden worden gerealiseerd, wordt in deze wet een grondslag opgenomen om deze ook na de datum van inwerkingtreding te kunnen realiseren.

De wet ziet op de introductie van een wettelijke grondslag om nadere begunstigende regels te (kunnen) stellen ten aanzien van de inburgeraars die onder het regime van de Wi 2013 vallen. De wet zelf benoemt, omwille van de rechtszekerheid, de onderwerpen en doelen die nader kunnen worden gereguleerd. Hiermee wordt begunstiging mogelijk – voor zover daarvoor regels kunnen worden gesteld – in de plaats van de eerder in de wet opgenomen bepaling dat het oude recht (onverkort) van toepassing blijft op lopende trajecten. Het gaat daarbij allereerst om een grondslag die ziet op de ontheffing van de inburgeringsplicht. Ook wordt een grondslag gecreëerd om de voorwaarden, waaronder een verlenging van de inburgerings­termijn op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen kan worden verleend, te kunnen verruimen. Daarnaast is er sprake van een ‘alles of niets’-bepaling, op grond waarvan een inburgeraar bij een verwijtbare termijnoverschrijding, ook als deze gering is, de gehele lening moet terugbetalen. De wet creëert een grondslag waarmee deze terugbetalingsplicht kan worden beperkt en in sommige gevallen tenietgedaan. Voorts voorziet de wet in een delegatiegrondslag, zodat in het Besluit inburgering 2021 kan worden voorzien in een ambtshalve toepassing door DUO van de op 1 januari 2022 in het leven geroepen kwijtscheldingsmogelijkheid in de Regeling inburgering 2013. Ook voorziet de wet in de mogelijkheid om te regelen dat wanneer een inburgeringsplichtige zijn lening (gedeeltelijk) moet terugbetalen, er een ambtshalve draagkrachttoets zal worden gedaan ter bepaling van het termijnbedrag.

De wet strekt er ook toe de maatschappelijke begeleiding van inburgeraars die hun lening bijna verbruikt hebben, maar nog niet zijn ingeburgerd, uit te breiden. Verder voorziet de wet in een grondslag voor het vragen van een vergoeding voor de kosten die samenhangen met het keurmerk voor inburgering. Tot slot creëert de wet een grondslag voor noodzakelijke (uitvoerings)technische aanpassingen van het overgangsrecht.

Inwerkingtreding

Inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2023:

  • het met artikel I, onderdeel B, toegevoegde artikel 54, vierde lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet inburgering 2021, werkt terug tot en met 1 januari 2022;
  • het met artikel I, onderdeel B, toegevoegde artikel 54, vierde lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet inburgering 2021, voor wat betreft de terugbetalingsverplichting van de lening, werkt terug tot en met 1 januari 2018.

Kamerstukken