Wet van 25-01-2017, Stb. 2017, 24
Wet tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk en enige andere wijzigingen
—Deze wet voorziet in een (stapsgewijze) verlaging naar 21 jaar van de leeftijd waarop het volledige wettelijk minimumloon verschuldigd is en in een aanpassing van het wettelijk minimumjeugdloon vanaf 18 jaar. Ook wordt een expliciete grondslag gecreëerd voor betaling en handhaving van het minimumloon over verrichte arbeid boven de voltijds dan wel overeengekomen arbeidsduur (het zogenoemde meerwerk) en wordt de stukloonregeling aangepast zodat kan worden voorkomen dat betaling op basis van stukloon leidt tot betaling beneden het minimumloon. Deze wijzigingen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) beogen recht te doen aan de veranderde maatschappelijke opvattingen over de arbeidsmarkt- en inkomenspositie van jongeren die tot uitdrukking komen in de motie van het lid Van Weyenberg (Kamerstukken II 2014/15, 29 544, nr. 647) die met brede steun van de Tweede Kamer is aangenomen. De regering wil het zwaartepunt van de verhoging van het minimumjeugdloon richten op de oudere jongeren. Daartoe wordt de leeftijd waarop het volledige wettelijk minimumloon geldt, stapsgewijs verlaagd en de huidige staffel voor jongeren tot 18 jaar in stand te houden. De aanpassing is dan ook relatief het grootst voor jongeren van 20 en 21 jaar. Met het oog op mogelijke negatieve werkgelegenheidseffecten die zich door de aanpassing van het minimumjeugdloon kunnen voordoen, wordt tevens een aantal maatregelen getroffen die op effectieve wijze moeten bijdragen aan het verminderen van die effecten. Ook is een compensatieregeling getroffen met betrekking tot de verhoging van de loonkosten voor 18- tot en met 21-jarigen met als doel werkgevers tegemoet te komen in de verhoging van de loonkosten en daarmee ook de negatieve effecten op de werkgelegenheid voor jongeren te verminderen.
Voorts wordt de benodigde expliciete juridische grondslag gecreëerd voor beloning op het niveau van het minimumloon van meerwerk, ook opdat de benodigde handhaving hiervan door de Inspectie SZW kan worden hervat. De noodzaak tot explicitering van deze norm volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 mei 2014 in een zaak tegen een door de Inspectie SZW opgelegde boete. Daarin is geoordeeld dat deze grondslag ontbreekt. In samenhang hiermee is een maximering van de normale arbeidsduur (NAD) aangebracht.
Voorts acht de regering het wenselijk dat de mate van wettelijke minimumbeloning waarop het WML-recht bij stukloon is gebaseerd, afhankelijk is van het gewerkte aantal uren. Handhaving van de huidige WML-stukloonregeling door de Inspectie SZW is niet goed mogelijk, hetgeen een belemmering vormt bij het tegengaan van onderbetaling en bij het bereiken van een gelijk speelveld voor bedrijven.
Inwerkingtreding
Inwerkingtredingsbesluit van 12-04-2017, Stb. 2017, 185
Besluit houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van de Wet van 25 januari 2017, houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk en enige andere wijzigingen (Stb. 2017, 24)
—De wet treedt in werking m.i.v. 01-07-2017, m.u.v. de artikelen I, onderdelen A, D, E, Ea, G, voor zover het betreft artikel 13a, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, J, K en Ka, en XIV tot en met XVII die in werking treden m.i.v. 01-01-2018; en artikel I, onderdeel G, voor zover het betreft artikel 13a, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, dat in werking treedt m.i.v. 01-01-2019.