Wet van 04-07-2018, Stb. 2018, 311

Wet tot wijziging van de Warmtewet (wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie van de Warmtewet)

—In de Warmtevisie is geconstateerd dat de knelpunten met de huidige Warmtewet zodanig van aard zijn, dat een structurele aanpassing van de Warmtewet op korte termijn wenselijk is. Om die reden is de wet versneld geëvalueerd. Met de nu voorliggende wet worden de knellende punten uit de huidige regelgeving weggenomen en worden toekomstige ontwikkelingen ondersteund met het oog op versterking van de markt voor collectieve warmtelevering gezet. 

Deze herziening moet leiden tot een beter functionerende bescherming van gebonden consumenten die te maken hebben met een monopolist als warmteleverancier. Door een betere werking van de warmtemarkt neemt het vertrouwen in collectieve warmte als product toe en daarmee de potentie van warmtelevering als alternatief voor aardgas. Om dit te realiseren worden allereerst de nu ervaren knelpunten, die naar voren zijn gekomen uit de evaluatie opgelost. Onder andere wordt de reikwijdte van de wet aangepast teneinde meer helderheid te bieden voor de warmteleveranciers en de afnemers van collectieve warmte. Dit is voor de huidige aangeslotenen op warmtenetten van groot belang, maar ook voor toekomstige warmteafnemers. Het tweede oogmerk van deze wet is dan ook om de regelgeving voor collectieve warmtelevering beter te laten aansluiten op toekomstige ontwikkelingen in het kader van de energietransitie. Dit gebeurt onder meer door meer ruimte te bieden waar dat mogelijk is, bijvoorbeeld in de tariefstelling, en betere toegangscondities voor de ingroei van duurzame warmtebronnen.


Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 26-03-2019, Stb. 2019, 134

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 4 juli 2018 tot wijziging van de Warmtewet (wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie van de Warmtewet) (Stb. 2018, 311)

Artikel I, onderdelen A, B, C, met uitzondering van de begripsbepaling voor het begrip ‘verbruiker’ in het eerste lid, D, artikel 1a, E, eerste lid, F, G, J, M, N, P, Q, S, T, en U van de wet treden in werking met ingang van 01-07-2019.

Artikel I, onderdelen C, eerste lid, de begripsbepaling voor het begrip ‘verbruiker’, E, tweede lid, H, I, K, L, O en R van de wet treden in werking met ingang van 01-01-2020.


Kamerstukken