Rijkswet van 06-03-2019, Stb. 2019, 113
Rijkswet houdende goedkeuring van het op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (Trb. 2017, 86 en Trb. 2017, 194)
—Het Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving, is op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen. Het Verdrag strekt ertoe wereldwijd de uitkomsten van het zogenoemde project base erosion and profit shifting (BEPS) van de Raad van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de leiders van de G20 (met betrekking tot het tegengaan van oneigenlijk gebruik van belastingverdragen en het verbeteren van geschillenbeslechting) op een snelle en efficiënte wijze door te laten werken in de bilaterale belastingverdragen van de landen die aan dit BEPS-project deelnemen. Met dit Verdrag kunnen ook de door het Koninkrijk der Nederlanden gesloten belastingverdragen in lijn worden gebracht met de uitkomsten van dit BEPS-project zonder dat hiervoor bilaterale onderhandelingen nodig zijn. Dit geldt, naast de ten behoeve van het land Nederland gesloten belastingverdragen, ook voor de belastingverdragen die ten behoeve van Curaçao zijn gesloten, omdat de regering van Curaçao heeft aangegeven medegelding te wensen.
Het doel van het Verdrag is om de doorwerking te regelen van voorgestelde maatregelen uit de rapporten bij de BEPS-acties 2 (neutralisering van hybride mismatchstructuren), 6 (het tegengaan van verdragsmisbruik), 7 (voorkomen van kunstmatig ontgaan van vaste inrichtingen) en 14 (verbeteringen geschillenbeslechting) op een snelle, gecoördineerde en consistente wijze op het netwerk van belastingverdragen, zonder dat hiervoor bilaterale onderhandelingen nodig zijn. De BEPS-maatregelen die zijn opgenomen in het Verdrag werken door in bilaterale belastingverdragen als de betreffende verdragspartners:
- (i) beide het tussen hen gesloten belastingverdrag onder de werking van het Verdrag hebben gebracht en;
- (ii) beide de doorwerking van een specifieke BEPS-maatregel voor hun bilaterale verdragsrelatie hebben geaccepteerd.
Het Verdrag bevat ten eerste BEPS-maatregelen die onderdeel zijn van een zogenoemde ‘minimumstandaard’. Dit zijn de maatregelen waarvan in de BEPS-rapporten is geconcludeerd dat deze minimaal nodig zijn om verdragsmisbruik op een adequate manier te bestrijden en geschillenbeslechting te verbeteren. Hier kan op verschillende wijze invulling aan worden gegeven. Ten tweede bevatten de BEPS-rapporten voorstellen die kunnen helpen bij de bestrijding van verdragsmisbruik en de verbetering van geschillenbeslechting, maar die niet als noodzakelijk zijn bestempeld. Om rekening te houden met de verschillende posities die Partijen kunnen innemen ten aanzien van de maatregelen die onderdeel zijn van de minimumstandaard en de optionele maatregelen, kent het Verdrag een grote mate van flexibiliteit.
Door het aannemen van een amendement (nr. 8) zal er een voorbehoud worden gemaakt ten aanzien van artikel 12 van het verdrag totdat er sprake is van effectieve conflictresolutie tussen voldoende leden van het verdrag en Nederland. De indieners zijn van mening dat voor een effectieve aanpak van belastingontduiking en -ontwijking strategisch gedrag bij lidstaten om hun belastinginkomsten ten koste van andere landen te maximaliseren, voorkomen dient te worden. Er dient daarom altijd een effectieve vorm van conflictresolutie te zijn indien er sprake is van onduidelijkheid tussen verschillende landen over de definitie van het begrip ‘vaste inrichting’ of de winsttoerekening. Met het amendement wordt de regering verzocht om voor het ‘vinken’ van artikel 12 voldoende zeker te stellen dat er duidelijkheid is over de regels rond winsttoerekening of dat er sprake zal zijn van effectieve conflictresolutie, bijvoorbeeld door het opstellen van arbitrageclausules met voldoende leden van het verdrag. Bij voldoende vooruitgang op de voorgaande punten is de regering verzocht eind 2020 een wetsvoorstel in te dienen om het voorbehoud in te trekken.
Inwerkingtreding met ingang van 16-03-2019.