Meer jongvolwassenen zouden in aanmerking moeten komen voor de sancties en voorzieningen uit het jeugdstrafrecht. Daarom adviseert de Raad voor Strafrechtstoepassing jeugdbescherming (de RSJ)  het uitgangspunt 'volwassenstrafrecht, tenzij' om te draaien naar 'jeugdstrafrecht, tenzij'. Dat schrijft de RSJ in een ongevraagd Advies adolescentenstrafrecht over het adolescentenstrafrecht. De uitkomsten van de eerder dit jaar verschenen evaluatie van het adolescentenstrafrecht en de brief van de minister aan de Tweede Kamer over de voortgang van de aanpak van de jeugdcriminaliteit van 23 juni 2021 vormen de aanleiding voor het uitbrengen hiervan. De RSJ is nagegaan welke knelpunten in de praktijk bestaan bij de toepassing van het adolescentenstrafrecht, aan de hand van het evaluatieonderzoek dat door het WODC is uitgevoerd.


Op grond van het adolescentenstrafrecht is het mogelijk het jeugdstrafrecht toe te passen op jongvolwassen daders van strafbare feiten als de persoon van de verdachte of de omstandigheden van het feit daartoe aanleiding geven. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat bij jongvolwassenen van 18 tot en met 22 jaar nog sprake is van een ‘onvoltooide ontwikkeling’. Een pedagogische georiënteerde aanpak met nadruk op heropvoeding en resocialisatie dragen bij aan gedragsverandering en daarmee aan het voorkomen van recidive. In 2019 werd het jeugdstrafrecht in slechts 6% van alle zaken van jongvolwassenen toegepast.

Enkele knelpunten in de toeleiding zijn:

- Onduidelijkheden in de wet en memorie van toelichting over de doelgroep en het begrip ‘onvoltooide ontwikkeling’;

- Adolescentenstrafrecht wordt niet of nauwelijks toegepast bij OM-afdoening voor lichtere vormen van criminaliteit;

- In geval van inbewaringstelling wordt de keuze voor jeugdstrafrecht of volwassenenstrafrecht al in een vroeg stadium gemaakt; het uitgangspunt is ‘volwassenenstrafrecht, tenzij’. De rechter kan afwijken maar neemt de keuze van de officier van justitie in veel gevallen over.

RSJ-adviseert van ‘volwassenenstrafrecht, tenzij’ naar ‘jeugdstrafrecht, tenzij’

De belangrijkste oorzaak voor de beperkte toepassing van het jeugdstrafrecht op jongvolwassenen is vrijwel zeker gelegen in het uitgangspunt ‘volwassenenstrafrecht, tenzij’ en het feit dat de officier van justitie al in een vroeg stadium een keuze voor volwassenenstrafrecht of jeugdstrafrecht maakt. De RSJ is van mening dat meer jongvolwassenen in aanmerking zouden moeten komen voor de sancties en voorzieningen uit het jeugdstrafrecht en adviseert daarom het uitgangspunt ‘volwassenenstrafrecht, tenzij’ om te draaien naar ‘jeugdstrafrecht, tenzij’. Daarbij moet ook duidelijk aangegeven worden wie voor de financiering van nazorg verantwoordelijk is.

Strafmaxima 16- tot 23-jarigen

Bij de aanpak van de jeugdcriminaliteit overweegt de minister de strafmaxima van detentie voor 16- tot 23-jarigen te verhogen. De RSJ is geen voorstander van een verhoging van de strafmaxima voor minderjarigen en jongvolwassenen. In het jeugdstrafrecht is de pedagogische doelstelling het uitgangspunt. De praktijk wijst uit dat de sancties van het jeugdstrafrecht, zoals detentie en de zogenoemde PIJ-maatregel (een behandelmaatregel), voldoen. Bij zeer ernstige delicten kan bij jongvolwassenen het volwassenenstrafrecht toegepast worden.

De RSJ adviseert voor de 16- en 17-jarigen aan te sluiten bij het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). Een verhoging van de strafmaxima voor minderjarigen is in strijd met het uitgangspunt in het verdrag dat vrijheidsbeneming van minderjarigen een laatste redmiddel dient te zijn en slechts voor de kortst mogelijk passende periode mag worden toegepast. Daarnaast meent de RSJ dat het volwassenenstrafrecht niet op minderjarigen zou mogen worden toegepast.

Aanbevelingen

De RSJ komt tot de volgende aanbevelingen:

  1. Draai bij de toepassing van het adolescentenstrafrecht op jongvolwassenen het uitgangspunt ‘volwassenenstrafrecht, tenzij’ om naar ‘jeugdstrafrecht, tenzij’.
  2. Handhaaf de huidige strafmaxima in het jeugdstrafrecht en maak in voorkomende gevallen gebruik van de mogelijkheden die het jeugdstrafrecht biedt zoals de PIJ-maatregel, al dan niet in combinatie met jeugddetentie.
  3. Laat het voorbehoud bij artikel 37, onder c, IVRK vallen, schrap artikel 77b Sr en berecht 16- en 17-jarigen altijd volgens het jeugdstrafrecht.

Laatste nieuws