Per 1 januari zijn een heel aantal Aanwijzingen en Richtlijnen in werking getreden. Een greep uit het aanbod.
Aanwijzing voor de opsporing
De nieuwe Aanwijzing voor de opsporing vormt het kader voor de reactie van de opsporingsdiensten en OM op gepleegde misdrijven. De aanwijzing moet bijdragen aan het bereiken van de volgende doelen:
- Beschikbare capaciteit goed inzetten: o.a. door, afhankelijk van de ernst van de zaak, zo snel mogelijk te bepalen of het kansrijk is om een zaak in behandeling te nemen en deze anders direct uit te screenen;
- Bevorderen rechtsgelijkheid: door het geven van een inhoudelijk en procedureel kader wordt bevorderd dat (vrijwel) gelijke zaken ook zoveel mogelijk op gelijke wijze worden behandeld;
- Criteria voor casescreening: het OM instrueert de politie welke criteria een rol moeten spelen bij het beoordelen of een zaak al dan niet wordt opgepakt en met welke prioriteit, waarbij de aanwijzing op hoofdlijnen een inhoudelijk kader geeft en verder een procedureel kader biedt voor nadere lokale uitwerking daarvan;
- Definiëren ondergrens: het OM bepaalt wat in ieder geval van de (bijzondere) opsporingsdiensten verwacht wordt voor wat betreft de opsporing van strafbare feiten;
- Verantwoording: Het OM geeft inzicht in de keuzes die worden gemaakt bij de aanpak van criminaliteit waarbij de ernst en gewicht van het maatschappelijk probleem en een zo groot mogelijk maatschappelijk effect van de interventie centraal staan.
De Aanwijzing is sinds 1 januari 2014 in werking en vervang de Aanwijzing uit 2003.
Aanwijzing afpakken
De nieuwe Aanwijzing afpakken geeft regels voor het strafrechtelijk afpakken van financiële opbrengsten uit criminele activiteiten door het Openbaar Ministerie. De aanwijzing benoemt de strafrechtelijke afpakmogelijkheden. Uitgangspunt is dat de effectiviteit bepalend is bij de keuze voor een afpakmogelijkheid of een combinatie van afpakmogelijkheden. Ketensamenwerking staat bij afpakken centraal. De aanwijzing gaat in op de instrumenten die het OM daarbij ter beschikking staan en geeft regels voor de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De aanwijzing is sinds 1 januari 2014 in werking en vervangt de aanwijzing uit 2009.
Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten
Deze aanwijzing geeft regels voor de toepassing van de wettelijke bepalingen over de bijstand van tolken en vertalers bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Per 1 oktober 2013 is ook de bijstand van tolken en vertalers in de opsporingsfase wettelijk geregeld. Een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt bij het politieverhoor bijgestaan door een tolk. Onder dat recht wordt mede begrepen bijstand van een daartoe geschikte persoon als tolk aan een verdachte die niet of slechts gebrekkig kan horen of spreken. De verdachte heeft voorts recht op vertaling van (relevante delen van) bepaalde processtukken. De aanwijzing sluit aan op de in het Wetboek van Strafvordering opgenomen regeling en op de Wet beëdigde tolken en vertalers, die bepaalt dat er een register voor beëdigde tolken en vertalers is en dat onder andere het Openbaar Ministerie, de politie en de Koninklijke Marechaussee in het kader van het strafrecht in beginsel gebruik moeten maken van in dit register ingeschreven beëdigde tolken en vertalers. De Wet beëdigde tolken en vertalers bevat een uitzonderingsclausule voor het geval geen beëdigde tolk of vertaler (tijdig) beschikbaar is. In dat geval kan gebruik worden gemaakt van een tolk of vertaler die is ingeschreven op de zogenaamde ‘uitwijklijst’. Tolken en vertalers die op de uitwijklijst staan ingeschreven voldoen niet aan de kwaliteitseisen van het register, maar hebben wel een Verklaring Omtrent het Gedrag overgelegd, die eveneens is afgegeven volgens het screeningsprofiel dat voor opname in het register van toepassing is. Alleen indien het onmogelijk is gebruik te maken van een tolk of vertaler die in het register of op de uitwijklijst staat geregistreerd, mag een andere tolk of vertaler worden ingezet. Afwijking van de afnameplicht wordt ingevolge de wet gemotiveerd vastgelegd in het proces-verbaal van verhoor.
De aanwijzing is sinds 1 januari 2014 in werking en vervangt de aanwijzing uit 2008.
Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders)
Op 17 december 2013 is in de Staatscourant een nieuwe Richtlijn voor Strafvordering gepubliceerd die het strafvorderingsbeleid bij meerderjarige veelplegers regelt, in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders. De belangrijkste wijzigingen in de richtlijn ten opzichte van de vorige richtlijn zijn:
- een verbreding van de kwalifi catiecriteria voor veelplegers, zeer actieve veelplegers en stelselmatige daders; door in plaats van processen-verbaal misdrijffeiten te tellen;
- een andere definitie van het laatste pleegjaar;
- eenduidige handelwijze bij het omgaan met de tenuitvoerlegging van door de rechter of het OM al eerder opgelegde straffen of maatregelen;
- aanpassing van het strafvorderingsbeleid voor veelplegers, zeer actieve veelplegers en stelselmatige daders wanneer de ISD-maatregel niet wordt gevorderd.
De Richtlijn is sinds 1 januari 2014 in werking en vervangt de Richtlijn uit 2009.