De vraag of de schriftelijke, bestuurlijke waarschuwing een besluit is waartegen bezwaar en beroep mogelijk is, keert regelmatig terug in de rechtspraak van de hoogste bestuursrechters. Alleen tegen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan bezwaar en beroep worden ingediend. Voor de vraag of er een bezwaar- en beroepsmogelijkheid is tegen een schriftelijke, bestuurlijke waarschuwing, is dus bepalend of deze waarschuwing een besluit is of niet. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een conclusie gevraagd aan staatsraad advocaat-generaal Widdershoven over de bestuurlijke waarschuwing. 

De zaak waarin deze conclusie is gevraagd kan in het kort als volgt beschreven worden. Een bedrijf heeft bij de Afdeling bestuursrechtspraak hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 augustus 2016 (ECLI:NL:RBGEL:2016:4400). Daarin moet de vraag worden beantwoord of de schriftelijke waarschuwing als bedoeld in artikel 28a, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De minister van SZW heeft deze bestuurlijke waarschuwing aan het bedrijf gegeven vanwege een overtreding van het Arbeidsomstandigheden-besluit. De rechtbank oordeelt dat de waarschuwing geen rechtsgevolg meebrengt voor het bedrijf. Uit artikel 28a, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet volgt niet dat de minister bij het constateren van een volgende overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet gehouden is een bevel tot staking of tot niet aanvangen van de werkzaamheden te geven. De waarschuwing houdt slechts de constatering in dat het Arbeidsomstandighedenbesluit is overtreden. Als de waarschuwing daadwerkelijk wordt gevolgd door een bevel tot staking of tot niet aanvangen van de werkzaamheden, kunnen hiertegen rechtsmiddelen worden aangewend. Daarbij kunnen ook de feiten en omstandigheden worden betwist die aan de waarschuwing ten grondslag liggen. Uit de omstandigheid dat artikel 5:34, tweede lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing is verklaard, volgt niet dat de weigering om de waarschuwing in te trekken een besluit is in de zin van de Awb. Ook in dat geval moet worden beoordeeld of het wettelijke voorschrift een rechtsgevolg verbindt aan de weigering om de waarschuwing in te trekken.

Het verzoek aan de staatsraad advocaat-generaal

Zowel de Afdeling bestuursrechtspraak als de Centrale Raad van Beroep als het College van Beroep voor het bedrijfsleven hebben uitspraken gedaan over de bestuurlijke waarschuwing. Het antwoord op de vraag of tegen een bestuurlijke waarschuwing in rechte kan worden opgekomen is niet eensluidend en afhankelijk van een aantal factoren. Mede uit oogpunt van rechtseenheid en rechtsontwikkeling bestaat daarom de behoefte aan een conclusie van de staatsraad advocaat-generaal waarin deze factoren in kaart worden gebracht. De voorzitter van de Afdeling verzoekt allereerst aandacht te besteden aan de jurisprudentie van de hoogste bestuursrechters over de bestuurlijke waarschuwing en ook de zogenoemde nihil-boete bij de conclusie te betrekken (ECLI:NL:CBB:2017:215). De staatsraad advocaat-generaal wordt tevens gevraagd in te gaan op de vraag welke omstandigheden relevant zijn voor het antwoord op de vraag of een schriftelijke bestuurlijke waarschuwing als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb moet worden aangemerkt. Omstandigheden die een rol zouden kunnen spelen zijn wellicht of de waarschuwing een grondslag in de wet of in een beleidsregel heeft. Is de waarschuwing de noodzakelijke voorwaarde voor een andere bestuurlijke maatregel, bijvoorbeeld oplegging van een boete of intrekking van een vergunning? Of voorziet de wet of de beleidsregel in de mogelijkheid tot intrekking van een eenmaal gegeven waarschuwing? Ook andere omstandigheden kunnen in dit verband relevant zijn, waarbij kan worden gedacht aan een eventueel punitief of schadeveroorzakend karakter van de waarschuwing. Tot slot wordt de staatsraad advocaat-generaal verzocht in te gaan op de gevolgen van het aanmerken van een waarschuwing als een besluit. Hierbij kan worden gedacht aan de formele rechtskracht van het besluit waarbij de waarschuwing is gegeven, als deze niet in bezwaar en beroep wordt aangevochten en de betekenis daarvan bij de beoordeling van een op de waarschuwing volgende maatregel. Heeft de gewaarschuwde (nog) mogelijkheden om in de vervolgprocedure de feiten en omstandigheden te betwisten die aan de waarschuwing ten grondslag liggen?

Aan de hand van de antwoorden op deze vragen heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak de staatsraad advocaat-generaal verzocht een standpunt in te nemen over de vraag of de waarschuwing die de minister in deze zaak heeft gegeven als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb moet worden aangemerkt.

Amicus curiae

Voor het eerst biedt de Afdeling bestuursrechtspraak iedereen de mogelijkheid om te reageren op de vragen die aan de staatsraad advocaat-generaal zijn gesteld. Daarmee wordt de figuur van de amicus curiae in het bestuursrecht geïntroduceerd. Er kan tot en met 20 oktober 2017 door een ieder worden gereageerd. Daarmee wordt de figuur van de ‘amicus curiae’ in het bestuursrecht geïntroduceerd. De staatsraad advocaat-generaal zal de reacties betrekken bij zijn conclusie. Reacties kunnen uitsluitend worden ingediend via het formulier op:
www.raadvanstate.nl/amicus-curiae.html

Laatste nieuws