Na alle voor- en nadelen van mogelijke veranderingen in de huidige regeling inzake hulp bij zelfdoding te hebben afgewogen, is de Adviescommissie Voltooid leven tot de conclusie gekomen dat het niet wenselijk is om de huidige juridische mogelijkheden te verruimen. Omdat het hier gaat om een vraagstuk van leven en dood, is het naar het oordeel van de adviescommissie onwenselijk om ten aanzien van hulp bij zelfdoding meer vrijheid te laten ontstaan dan op grond van het huidige juridische kader is toegestaan.
Een substantiële minderheid van de Nederlanders is voorstander van de mogelijkheid dat ouderen die dat wensen hun leven kunnen beëindigen en dat zij in staat zouden moeten worden gesteld om middelen te verkrijgen waarmee zij een einde aan hun leven zouden kunnen maken. Al enkele decennia wordt in Nederland dan ook een maatschappelijk debat over ‘voltooid leven’ gevoerd. In juli 2014 hebben de Ministers van VWS en VenJ een Commissie van wijzen inzake hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten ingesteld onder voorzitterschap van prof. dr. Paul Schnabel. De commissie is gevraagd advies uit te brengen over de juridische mogelijkheden en de maatschappelijke dilemma’s met betrekking tot hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. De volgende onderwerpen diende de adviescommissie in haar rapport te betrekken:
a. beschrijving van de huidige maatschappelijke context en indicatie van de maatschappelijke impact van mogelijke conclusies die uit het onderzoek voortvloeien;
b. onderzoek naar de juridische mogelijkheden en beperkingen van
hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten;
c. indicatie van de voor- en nadelen van deze juridische mogelijkheden;
d. onderzoek naar mogelijkheden om te voorkomen dat mensen hun leven voltooid achten.
Maatschappelijke context
De adviescommissie constateert in haar rapport dat het begrip ‘voltooid leven’ een verzamelbegrip is dat voor onderling sterk van elkaar verschillende situaties wordt gebruikt. De conclusie dat een leven ‘voltooid’ is, is een heel persoonlijke conclusie van mensen die veelal op leeftijd zijn en naar hun eigen oordeel geen positief levensperspectief meer hebben. Onder het begrip ‘voltooid leven’ kunnen dan ook situaties vallen die al onder de huidige reikwijdte van de Wet toetsing levensbeëindiging (Wtl) vallen, namelijk waarbij er sprake is van lijden met een in overwegende mate medische grondslag, situaties die als ‘grensgevallen’ worden beschouwd, omdat minder duidelijk is of het lijden in overwegende mate een medische grondslag heeft, situaties waarbij geen sprake is van lijden met een medische grondslag en situaties waarbij geen sprake is van lijden. In het rapport van de adviescommissie komt ieder van deze categorieën aan de orde.
De afweging tussen de verschillende ethische aspecten die een rol spelen bij de beantwoording van de vraag in hoeverre hulp bij zelfdoding in geval van ‘voltooid leven’ gelegitimeerd kan zijn, hangt mede samen met het perspectief van waaruit naar de problematiek wordt gekeken. Zowel vanuit het perspectief van de hulpvragende persoon als het perspectief van degene aan wie de hulp wordt gevraagd (arts dan wel niet-arts) is relevant of de problematiek bezien wordt vanuit een individualistische dan wel een relationele benadering van autonomie. Vanuit het perspectief van de overheid en de samenleving is van belang tot welke maatschappelijke gevolgen eventuele verruiming van de huidige wettelijke mogelijkheden voor niet-strafbare hulp bij zelfdoding zal leiden.
Voorkomen dat mensen hun leven voltooid achten
De adviescommissie komt tot de volgende specifieke aandachtspunten ter voorkoming van de beleving van ‘voltooid leven’ als een probleem: voorbereiding op en acceptatie van ouderdom; voorkomen van eenzaamheid; zorgen voor een voldoende welvaartsniveau; vergroten van zelfredzaamheid; passende zorg; aandacht voor zingeving: zin leren/blijven geven aan het bestaan op hoge leeftijd; aandacht voor ouderen met een doodswens; actieve inzet op spirituele zorg; herwaardering van de (maatschappelijke) visie op ouderdom.
Juridische context
Uitgebreide bestudering van het bestaande juridische kader heeft de adviescommissie een noodzakelijke voorwaarde geacht om tot een beoordeling en weging van de verschillende juridische mogelijkheden en beperkingen inzake hulp bij zelfdoding te kunnen komen. Dit heeft tot het inzicht geleid dat de Wtl veel ruimte biedt, ook voor toekomstige ontwikkelingen in de opvattingen over euthanasie en hulp bij zelfdoding. In veel gevallen van ‘voltooid leven’ zal sprake zijn van een opeenstapeling van ouderdomsklachten die, samen met verlieservaringen op andere terreinen, tot ondraaglijk en uitzichtloos lijden aanleiding kunnen geven. Vereist is wel dat het lijden in overwegende mate een medische grondslag heeft.
De Wtl functioneert goed en beantwoordt aan haar doelen. Er is sprake van een zorgvuldige praktijk en onder artsen bestaat een groot draagvlak voor de Wtl. Het overgrote deel van de artsen meldt gevallen van euthanasie en hulp bij zelfdoding ook. Dat maakt de praktijk zichtbaar en toetsbaar, en wijst tevens op het bestaan van vertrouwen in de toetsing door de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (rte’s). Het feit dat de rte’s iedere melding van euthanasie en hulp bij zelfdoding toetsen aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen en van hun toetsing publiekelijk verslag doen, bevordert naar het oordeel van de adviescommissie dat er een gedeelde praktijk van omgang met de zorgvuldigheidseisen is ontstaan. De Wtl biedt naar het oordeel van de adviescommissie voldoende ruimte om het merendeel van de ‘voltooid leven’-problematiek te ondervangen. Het aantal mensen dat hun leven ‘voltooid’ acht en om die reden een actieve doodswens heeft en bij wie de wens tot levensbeëindiging niet gerelateerd is aan medische problematiek is waarschijnlijk klein.
Omdat onder de lidstaten van de Raad van Europa geen overeenstemming bestaat over het recht van het individu om te beslissen over de wijze en het tijdstip van het eigen levenseinde, komt staten in deze volgens het EHRM een aanzienlijke ‘margin of appreciation’ toe. Een staat heeft zeker geen positieve verplichting tot het creëren van voorzieningen of het treffen van maatregelen om (waardige) zelfdoding in het algemeen of in geval van ‘voltooid leven’ in het bijzonder te faciliteren.
Voor- en nadelen
Bij de beoordeling van de wenselijkheid van een eventuele verruiming van de juridische mogelijkheden inzake hulp bij zelfdoding heeft de adviescommissie een aantal fundamentele aspecten in haar beoordeling betrokken, waaronder: een individualistische versus een relationele benadering van autonomie, het belang van veiligheid (voor hulpvrager, hulpverlener en de samenleving als geheel), het gegeven dat zelfdoding onomkeerbaar is, het belang van transparantie en de toetsbaarheid van de betrokkenen, zorgvuldigheid, proportionaliteit (de groep waar het om gaat is waarschijnlijk klein), de maatschappelijke rol van de arts, het functioneren van de Wtl en de huidige reikwijdte van deze wet, de functie en zorgplicht van de overheid, het maatschappelijke draagvlak en de wenselijkheid gewelddadige zelfdodingen te voorkomen.
Conclusie
Na alle voor- en nadelen van mogelijke veranderingen in de huidige regeling te hebben afgewogen, is de adviescommissie tot de conclusie gekomen dat het niet wenselijk is om de huidige juridische mogelijkheden inzake hulp bij zelfdoding te verruimen. Omdat het hier gaat om een vraagstuk van leven en dood, is het naar het oordeel van de adviescommissie onwenselijk om ten aanzien van hulp bij zelfdoding meer vrijheid te laten ontstaan dan op grond van het huidige juridische kader is toegestaan.