Er komt een gedifferentieerde verhoging van de griffierechttarieven. Met name de tarieven in bestuursrechtelijke zaken in eerste aanleg en zaken in hoger beroep en cassatie worden aanzienlijk verhoogd De uitgangspunten en de structuur van de huidige Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) en het griffierechtenstelsel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijven voor het overige intact. De categorieën burgerlijke zaken en bestuurszaken die uitgezonderd zijn van het betalen van griffierechten blijven onveranderd.

Dat volgt uit het wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten dat op 17 september 2013 door de Minister van Veiligheid en Justitie Opstelten bij de Tweede Kamer is ingediend (Kamerstukken 33 757).

Percentages

De tarieven voor zaken bij de kantonrechter en voor alle civiele zaken bij de rechtbank worden verhoogd met 2%. Deze verhoging geldt zowel voor alle natuurlijke personen als voor rechtspersonen (met uitzondering van zaken met een financieel belang van meer dan € 1 miljoen). Voor bepaalde categorieën wordt een substantiëlere verhoging voorgesteld. Dat geldt ten eerste voor het laagste tarief in bestuursrechtelijke zaken in eerste aanleg en zaken in hoger beroep en cassatie. Het laagste tarief in bestuursrechtelijke zaken wordt op één lijn gebracht met het laagste tarief in civiele zaken, zodat er één minimumtarief in eerste aanleg zal zijn, ongeacht de aard van de zaak (dit betekent een verhoging van 75% in eerste aanleg).

Kosten herkansing

De tarieven voor hoger beroep en cassatie, met name in civiele zaken, verschillen op dit moment niet substantieel van de tarieven in eerste aanleg, terwijl de kosten van een behandeling in hoger beroep of cassatie aanzienlijk hoger zijn dan de kosten van een procedure in eerste aanleg. Een groter bedrag aan griffierechten draagt – zo is de verwachting – bij aan een scherpere afweging van de rechtzoekende om wel of niet hoger beroep of beroep in cassatie in te stellen. De verhoging van het griffierecht in hoger beroep en cassatie in dit wetsvoorstel brengt naar de mening van de regering een logischer opbouw in het griffierechtenstelsel. De toegang tot de rechter is, zo stelt zij, essentieel in eerste aanleg en is weliswaar ook van groot belang in hoger beroep, maar voor die herkansing mag iets meer gevraagd worden dan voor de eerste aanleg.
De griffierechten voor zowel rechtspersonen als natuurlijke personen in hoger beroep en cassatie in civiele zaken met een financieel belang <&mbsp;€ 100.000 worden verdubbeld; waar het financieel belang meer dan € 100.000 bedraagt gaat voor rechtspersonen een verhoging gelden van 50% (tot een belang van € 1 mln), en voor natuurlijke personen van 75%. Verder wordt een categorie handelszaken geïntroduceerd met een financieel belang van meer dan € 1 miljoen, waarbij (uitsluitend voor rechtspersonen) een verhoogd tarief geldt. Voor de laagste inkomens worden de griffierechten voor handelszaken in hoger beroep en cassatie verhoogd met 2% (voor die categorie wordt geen onderscheid gemaakt naar het financieel belang).
Voor bestuursrechtelijke zaken in hoger beroep geldt dat ook hier de huidige tarieven nominaal laag zijn. Bij de verhoging van deze categorie zaken heeft men er rekening mee willen houden dat het hoogste tarief voor bestuurszaken – ook voor de laagste inkomens – niet te zeer verschilt met het griffierecht voor de laagste categorie handelszaken. De huidige en de voorgestelde nieuwe tarieven zijn opgenomen in de tabel hieronder.
 

Afbeelding

Laatste nieuws