De Nederlandse nabestaandenuitkering van Turkse weduwen had niet verlaagd mogen op grond van het feit dat de vrouwen in Turkije wonen. Dat is strijdig met regels die gelden tussen Turkije en de Europese Unie stelt de Centrale Raad van Beroep in een uitspraak van 21 maart (ECLI:NL:CRVB:2014:845).

Het woonlandbeginsel, ingevoerd in 2012, bepaalt dat de hoogte van bepaalde uitkeringen wordt aangepast aan de levensstandaard en het kostenniveau van het land waar de persoon woont die de uitkering ontvangt. De verlaging geldt niet voor landen van de Europese Unie omdat Europese regels die verlaging niet toestaan. Zeven weduwen die in Turkije een uitkering ontvingen op grond van de Algemene Nabestaandenwet (ANW), kregen in 2013 plots 40 procent minder. De Sociale Verzekeringsbank, die de ANW uitvoert, had hun uitkering verlaagd op grond van de Wet woonlandbeginsel.

De rechtbank Amsterdam besliste in augustus vorig jaar dat de verlaging op basis van het woonlandbeginsel in strijd was met de regels van de Associatieraad, bestaande uit vertegenwoordigers van de EU-landen, de Europese Unie en Turkije. De Sociale Verzekeringsbank ging in hoger beroep. De ANW biedt een uitkering op het sociaal minimum, aldus de SVB; de weduwen hebben jarenlang voordeel genoten dat met ingang van 2013 is vervallen. Bovendien had de Associatieraad geen regels mogen maken voor Turkse werknemers die slechts in één EU-land werken. Volgens de CRvB hebben de weduwen op grond van de ANW recht op een uitkering van een vast bedrag en niet op een variabel sociaal minimum. Verder heeft het HvJ EU de associatieregel die hier aan de orde is al verschillende keren toegepast in een situatie waarin de Turkse onderdaan slechts in een EU-land werkzaam was geweest.

Nabestaandenuitkeringen van weduwen die in Marokko wonen, komen op een latere zitting aan de orde. Dat geldt ook voor zaken over de verlaging van kinderbijslag voor kinderen in Turkije en Marokko.

ECLI:NL:CRVB:2014:845

Laatste nieuws