
De Europese Commissie heeft op 23 april 2025 besloten dat Apple en Meta (Facebook) hun verplichtingen onder de Digital Markets Act (DMA) hebben geschonden. De DMA beoogt het gedrag van big tech-platforms (ook poortwachters genoemd) te reguleren met het doel de (Europese) digitale markt competitiever en eerlijker te maken. De DMA is dus een aanvulling op bestaande EU- en nationale mededingingsregels die de handhaving ervan zou moeten versterken. De besluiten van de Europese Commissie in de zaken tegen Apple en Meta roepen echter twijfel op over de haalbaarheid van dit doel in de huidige, steeds complexere geopolitieke context, evenals over de effectiviteit van de handhaving van het EU-mededingingsrecht. Uitgelegd wordt waarom de (relatief) lage boetes in deze zaken een zorgwekkend signaal afgeven met betrekking tot de rechtsstaat en hoe de nationale rechter een steeds belangrijker rol zou kunnen spelen in zaken tegen big tech-bedrijven.
De invoering van de DMA werd verwacht aanzienlijke veranderingen teweeg te brengen in het markgedrag van grote technologiebedrijven, die al jarenlang onderwerp zijn van mededingingsrechtelijke kritiek. In het geval van Apple bepaalt de DMA bijvoorbeeld dat apps voor iPhones niet langer exclusief via de Apple App Store aan consumenten kunnen worden aangeboden, maar ook via alternatieve app stores of directe downloads. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat consumenten en app-ontwikkelaars betere voorwaarden en prijzen krijgen. De verwachting was dan ook dat de Commissie hoge boetes zou opleggen bij een schending van de DMA door Apple en Meta. Dat zou de handhaving van het EU-mededingingsrecht bevorderen en in lijn zijn met de bestaande handhavingspraktijk van de Commissie waarbij Apple recentelijk een boete van € 1,8 miljard kreeg vanwege haar misbruik van machtspositie rondom de App Store. De vermeende schending van de DMA door Apple betreft een zeer vergelijkbaar gedraging waardoor een hoge boete noodzakelijk is om het afschrikkingseffect van handhaving te waarborgen.
In een recent artikel in de Financial Times van 28 maart werd al voorspeld dat de Commissie een mildere aanpak zou kiezen met betrekking tot de handhaving van de DMA. De nadruk zou vooral liggen op de verplichtingen die aan de gatekeepers Apple en Meta zouden worden opgelegd en niet zozeer op de bijkomende boetes. Deze benadering zou de Commissie ook implementeren in het kader van de handhaving van het EU-mededingingsrecht. Nu is duidelijk dat de Commissie deze aanpak inderdaad volgt. De schendingen van de DMA leiden weliswaar tot boetes van € 500 miljoen voor Apple en € 200 miljoen voor Meta, maar voor deze big tech-bedrijven met waarderingen van meerdere biljoenen zijn deze boetes slechts druppels op een gloeiende plaat.
De keuze om lagere boetes op te leggen is begrijpelijk maar controversieel. Hoewel de Commissie zelf mag beslissen om lage, of zelfs geen boetes op te leggen bij schendingen van de DMA of het EU-mededingingsrecht, is de context waarin deze keuze is gemaakt tamelijk bijzonder. Deze koerswijziging is een resultaat van de politieke druk vanuit de VS en de wil van de Commissie om de relatie tussen de EU en de VS in goede banen te leiden. Het is een begrijpelijke overweging van de Commissie. Zij moet het algemeen belang van de EU waarborgen, wat verder reikt dan het gedrag van een aantal big tech-bedrijven. Dat neemt echter niet weg dat een tamme Commissie de effectieve handhaving van de DMA en het EU-mededingingsrecht in gevaar brengt en dat is iets waar de Commissie voor zou moeten waken. Het enorme politieke kapitaal van big tech-bedrijven zou niet zwaarder moeten wegen dan de belangen van consumenten en kleinere ondernemingen die door deze regels beschermd zouden moeten worden. Dat zou de rechtstaat ondermijnen.
Dit lijkt een somber verhaal maar gelukkig is er een oplossing: de nationale rechter. De nationale rechter kan namelijk zowel de DMA als het Europese mededingingsrecht toepassen op een vergelijkbare wijze als de Commissie en stevige gevolgen verbinden aan schendingen, zoals hoge schadevergoedingen en vergaande maatregelen. Deze optie, ook wel private handhaving genoemd, was oorspronkelijk geïntroduceerd om de publieke handhaving (dat wil zeggen handhaving door de Commissie) te ondersteunen. Om hier gebruik van te maken moeten partijen die direct belang hebben bij deze zaken daadwerkelijk zelf naar de rechter stappen. De nationale rechter kan, in tegenstelling tot de Commissie, namelijk niet uit eigen beweging handhaven.
De nationale rechter zou dus de tweede viool spelen. In de huidige turbulente geopolitieke tijden waar politieke verhoudingen de integriteit van rechtsstaat in het geding brengen, is het echter juist de nationale rechter die de vrijheid heeft om het voortouw hierin te nemen. De nationale rechter heeft een groot voordeel vergeleken met de Commissie: politieke onafhankelijkheid. De nationale rechter is geen politiek orgaan. De rechter spreekt recht en bewaakt de rechtsstaat. Hierdoor komt de nationale rechter niet onder druk van de politiek te staan en kan hij zich veel onafhankelijker in politiek gekleurde geschillen opstellen.
Dit zou wellicht geen perfecte oplossing zijn. Het is niet voor niets dat private handhaving een ondersteunende en niet-leidende rol heeft in de praktijk. Het vraagt veel van eisende partijen en van een rechtssysteem dat al overbelast is. Het alternatief, namelijk een minder streng handhavingsbeleid, is echter significant erger. Ongeacht wat men van big tech vindt, mag het idee dat het politieke kapitaal van ondernemingen in de weg kan staan aan de effectieve toepassing van het recht, simpelweg niet worden geaccepteerd en moet dit waar mogelijk steeds worden voorkomen.
Dit artikel is gepubliceerd in NJB 2025/1945, afl. 25.
Afbeelding: © Shutterstock