Jacob Israël de Haan had naast een roeping als dichter ook een beroep: dat van jurist. Naast zijn diplomatieke activiteiten voor de orthodoxie  was hij in Palestina ook actief als rechtsgeleerde, en niet zonder succes. Hoe trad hij op in collegebanken en rechtzalen? En hoe hebben ook zijn juridische werkzaamheden bijgedragen aan zijn tragische dood?
De Haan trad op in twee geruchtmakende processen, respectievelijk in 1920 en 1923, en hij was van 1920 tot 1923 lector in het strafrecht aan de Government Law School. Daarvoor moest hij zich ook het Ottomaanse recht eigen maken. Dit bleef volgens het geldende oorlogsrecht in Palestina toegepast tot in augustus 1924 de vrede tussen Turkije en de geallieerden van kracht werd.

Jacqueline Bel opent de middag, Ludy Giebels zal vervolgens een lezing geven. Hierin zal zij ingaan op de twee processen waarin Jacob Israël de Haan optrad als advocaat en op zijn lectoraat aan de Government Law School, waaraan een einde werd gemaakt door een staking van zijn studenten. Hieruit zal blijken dat hij in de eerste jaren van zijn verblijf in Palestina zeker niet de paria was die later van hem werd gemaakt. Juist ook zijn juridische werkzaamheden hebben bijgedragen tot zijn noodlottig einde. Het nagesprek wordt geleid door Jan Willem Tellegen.