Wet van 11-11-2020, Stb. 2021, 9

Wet tot wijziging van de Mededingingswet en de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot toekenning van bevoegdheden aan de mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt (PbEU 2019, L 11)

De Richtlijn tot toekenning van bevoegdheden aan nationale mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt verplicht de lidstaten van de Europese Unie ertoe in nationale wetgeving te borgen dat de nationale mededingingsautoriteit onafhankelijk is, ­middelen heeft om haar taken uit te voeren, en de noodzakelijke bevoegdheden heeft voor de handhaving van het mededingingsrecht (in dit verband het kartelverbod en het verbod op misbruik van economische machtsposities). Bovendien bevat de richtlijn bepalingen die de mogelijkheden voor mededingingsautoriteiten om samen te werken, versterken. In de richtlijn is ook bepaald hoe clementieregelingen van de lidstaten moeten luiden. Met de richtlijn wordt beoogd een doeltreffendere handhaving van het mededingingsrecht te verzekeren. De richtlijn bevat voornamelijk minimumeisen. Uiterlijk op 4 februari 2021 moet de richtlijn zijn omgezet in nationaal recht.

Teneinde de richtlijn te implementeren worden met deze wet de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en de Mededingingswet gewijzigd. Diverse bepalingen uit de richtlijn behoeven geen aanvullende implementatie omdat deze reeds worden gedekt door bestaande bepalingen in voornoemde wetten, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de Algemene wet bestuursrecht. De Nederlandse regelgeving hoeft naar aanleiding van de richtlijn slechts beperkt te worden aangepast. Het betreft een beperkte aanpassing van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en de Mededingingswet. De meest omvangrijke wijzigingen betreffen de bepalingen die betrekking hebben op het verlenen van (wederzijdse) bijstand door de nationale mededingingsautoriteiten. Alhoewel de ACM op grond van Verordening (EG) nr. 1/2003 al bekend is met het verlenen van bijstand aan de Europese Commissie en nationale mededingingsautoriteiten, wordt dit instrument middels deze richtlijn uitgebreid voor zover het de verlening van bijstand aan andere nationale mededingingsautoriteiten betreft. Zo moet de ACM op grond van de nieuwe regelgeving namens een mededingingsautoriteit uit een andere lidstaat (als aan een aantal voorwaarden is voldaan) besluiten tot oplegging van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom ten uitvoer leggen.

Relevant is verder dat het instrument van de voorlopige maatregel in de Mededingingswet wordt verankerd. Nationale mededingingsautoriteiten moeten, indien een onderzoek op een inbreuk op het mededingingsrecht wijst en de mededinging op ernstige en onherstelbare wijze kan worden geschaad, een voorlopige maatregel kunnen opleggen. In de wet wordt geregeld dat de ACM hiervoor gebruik kan maken van de zelfstandige last. In het geval deze last niet wordt nageleefd, kan de ACM een last onder dwangsom of bestuurlijke boete opleggen.

Op onderdelen worden ook de bevoegdheden van de ACM in het kader van het mededingingstoezicht en de boeteoplegging aangepast en in overeenstemming met de richtlijn gebracht. Zo wordt bepaald dat de ACM een rechterlijke machtiging nodig heeft om privévervoermiddelen, -gebouwen of -terreinen te inspecteren. Tot op heden was een dergelijke machtiging slechts vereist voor het betreden of doorzoeken van een woning.

Tot slot wordt onder andere het vernietigingsrecht van de minister ten aanzien van besluiten van de ACM verder beperkt.

Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 02-02-2021, Stb. 2021, 74

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Mededingingswet en de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot toekenning van bevoegdheden aan nationale mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt (PbEU 2019, L 11; Stb. 2021, 9)

—De wet treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel E, onder 1, in werking met ingang van 18-02-2021. Artikel I, onderdeel E, onder 1, treedt in werking gelijktijdig met de (artikel I, onderdeel C van de) wet tot Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht.

Kamerstukken