Wet van 4-2-2010, Stb. 2010, 119

Wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten

—De Strategische Agenda hoger onderwijs-, onderzoek-, en wetenschapsbeleid 'Het Hoogste Goed' (Kamerstukken II 2007/08, 31 288, nr. 1) bevatte de gezamenlijke ambities voor het hoger onderwijs in de afgelopen regeerperiode. In de Strategische Agenda werden een aantal voornemens aangekondigd die op relatief korte termijn vorm konden krijgen. Deze voornemens bij elkaar hebben tot de onderhavige wet geleid. Er is gekozen voor een (omvangrijke) wijzigingswet en niet voor een geheel nieuwe wet. Dat zou veel meer tijd kosten. Daarnaast zou een geheel nieuwe wet de suggestie kunnen wekken, dat er sprake is van een fundamentele breuk met de huidige sturingsfilosofie en het huidige wettelijke instrumentarium. Daarvan is geen sprake. Deze wijzigingswet beoogt in hoofdzaak op tal van terreinen van het hoger onderwijs een aantal breed onderschreven verbeteringen door te voeren. Met deze wijzigingswet worden de volgende onderwerpen geregeld of gewijzigd:

  • Goed bestuur en medezeggenschap. Bij een grote autonomie van de instellingen is de aanwezigheid van actieve direct betrokkenen belangrijk.
  • Collegegeldsystematiek. Eenvoud en transparantie zijn daarbij belangrijke uitgangspunten. De bekostiging en het collegegeld worden meer dan nu het geval is aan elkaar gespiegeld. Voor de collegegeldsystematiek is nieuw dat de student moet voldoen aan het zogenoemde woonplaatsvereiste en dat de overheid verantwoordelijk is voor het financieren van respectievelijk één bachelor en/of één masteropleiding per student.
  • Studenten. Bij de positie van de student gaat het niet alleen om collectieve belangen maar ook om zijn individuele belangen. De rechtsbescherming van de student is voor verbetering vatbaar.
  • Kwaliteit. De positie van de examencommissie behoeft versterking.
  • Internationalisering. De aanpak van internationalisering is vooral gericht op het in positie brengen van zowel instellingen als studenten op de internationale onderwijs- en arbeidsmarkt. Enkele randvoorwaarden daarvoor worden in deze wet verankerd.
  • Erkenning verworven competenties. In het kader van het Leven Lang Lerenbeleid is het van belang dat werkenden worden aangespoord om (weer) hoger onderwijs te volgen. In dat verband wordt een voorstel gedaan inzake de procedure tot erkenning van verworven competenties (EVC).
  • Onderzoekstaak hogescholen. Het wetsvoorstel voorziet in de verankering van de onderzoekstaak van hogescholen.
  • Rechtspersonen voor hoger onderwijs. Het begrip 'aangewezen instelling' vervalt. Daarvoor in de plaats komen rechtspersonen voor hoger onderwijs met initieel onderwijs. Aanleiding daarvoor is het accreditatiesysteem, waardoor een procedure tot het aanwijzen van de instellingen niet meer voor de hand ligt.
  • Vereenvoudiging van regelgeving en beperking van administratieve lasten. De wet ambieert onder meer uniformering van wettelijke voorschriften. Daar waar verschillen geen redelijk doel (meer) dienen is besloten ze af te schaffen.


Inwerkingtreding

Besluit van 19-8-2010, Stb. 2010, 328

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 1.20 in onderdeel M1 van artikel I van de Wet van 4 februari 2010 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing) (Stb. 2010, 119)

—Dit artikel treedt in werking met ingang van 1 september 2010. Het grootste gedeelte van deze Wet trad al op 1 september 2010 inwerking (Stb. 2010, 168). Onbedoeld was dit artikel bij de uitzonderingen die op een later tijdstip in werking treden opgenomen.
 

Kamerstukken