Wet van 21-02-2018, Stb. 2018, 88

Wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering van de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over het recht op een eerlijk proces

—Het wetsvoorstel voert de door de Eerste Kamer aangenomen motie Lokin-Sassen c.s. van 7 februari 2012 uit, waarin de regering is gevraagd een voorstel tot wijziging van de Grondwet voor te bereiden, dat ertoe strekt een artikel op te nemen, waarbij een algemeen recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter wordt opgenomen. Het voorstel heeft tot doel de waarborg van individuele rechtsbescherming op grondwettelijk niveau te verankeren. Het verankeren van het recht op een eerlijk proces in de Grondwet en het garanderen van het daaraan inherente recht op toegang tot de rechter, kan daarnaast bijdragen aan het vertrouwen van de burger in de rechtsstaat en meer in het bijzonder in de rechtspraak.

Het recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter is geformuleerd als een subjectief (grond)recht dat de burger een bepaalde aanspraak geeft jegens de wetgever en rechter. Daarom wordt deze bepaling conform het advies van de meerderheid van de Staatscommissie Grondwet (2010), opgenomen in hoofdstuk 1 van de Grondwet over grondrechten. Een algemeen recht op een eerlijk proces is daarin thans – ook in andere delen van de Grondwet – immers niet opgenomen.

De nieuwe bepaling wordt in hoofdstuk 1 van de Grondwet opgenomen als een aanvulling op artikel 17 Grondwet, waarin het zogenoemde ius de non evocando is neergelegd (‘Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent.’). Aan die bepaling wordt een (eerste) lid toegevoegd, dat komt te luiden: 1. ‘Ieder heeft bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging recht op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter.’ Het voorstel vestigt daarmee een nieuw grondrecht voor de burger. Daarnaast heeft een grondwettelijk recht op een eerlijk proces ook een functie voor de rechtsvorming door de wetgever en rechtsvinding door de rechter. De voorgestelde bepaling dient in de eerste plaats als grondwettelijk kader voor de wetgever bij het opstellen van (nieuwe) wetgeving. Dit in aanvulling op het bestaande kader voor het recht op een eerlijk proces in de verdragsrechtelijke normen. De grondwettelijke bepaling die door een procespartij of verdachte in een concrete (straf)procedure kan worden ingeroepen, zal voorts door de rechter moeten worden gehandhaafd.

Met deze wet is de eerste lezing van de grondwetswijziging afgerond. 


Kamerstukken