Stb 2019, 180 Kinderen in de strafprocedure
Wet van 15-05-2019, Stb. 2019, 180 en inwerkingtredingsbesluit van 15-05-2019, Stb. 2019, 181
Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van Richtlijn 2016/800/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PbEU 2016 L 132)
—Met deze wet wordt uitvoering gegeven aan Richtlijn 2016/800/EU. De richtlijn bevat procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure. De richtlijn werd op 11 mei 2016 vastgesteld en heeft naast op verdachten ook betrekking op kinderen die onderwerp zijn van een overleveringsprocedure. De richtlijn moet op uiterlijk 11 juni 2019 zijn geïmplementeerd. Met de richtlijn wordt een (aanvullende) reeks van ondersteunende en beschermende maatregelen voor kinderen vastgesteld. Met de wet worden deze maatregelen in de Nederlandse regeling van het jeugdstrafprocesrecht ingebed. Het gaat daarbij om de navolgende procedurele rechten voor kinderen:
- een recht op informatie aan het kind (artikel 4);
- een recht op informatie voor de ouders of met ouderlijke verantwoordelijkheid belaste personen (artikelen 4 en 5);
- een recht op bijstand van een raadsman (artikel 6);
- een recht op een individuele en medische beoordeling (artikelen 7 en 8);
- een recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 14);
- een recht op aanwezigheid bij het onderzoek ter terechtzitting voor het kind en diens ouders (artikel 15).
Naast de expliciete toekenning van rechten wordt bescherming gezocht in het maken van beeld- en geluidsopnames van verhoren (artikel 9 richtlijn). Verder verplicht de richtlijn de lidstaten de vrijheidsbeneming tot een minimale duur te beperken (artikel 10 richtlijn), ervoor te zorgen dat er alternatieven bestaan voor de vrijheidsbeneming (artikel 11 richtlijn) en ervoor te zorgen dat kinderen tijdens de vrijheidsbeneming gescheiden verblijven van volwassenen (artikel 12 richtlijn). Naast het voorgaande schrijft de richtlijn een voortvarende en zorgvuldige behandeling van de zaak tegen kinderen voor (artikel 13 richtlijn).
Met deze wet wordt ook een omissie hersteld uit de eerdere implementatie van de Richtlijn 2013/48/EU. Hierbij was abusievelijk het oude artikel 489c Sv komen te vervallen. Dit artikel regelde de bijstand door een raadsman in bijzondere jeugdprocedures. Het gaat daarbij onder meer om de bijstand in de procedure waar de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis aan de orde is. De vervallen regeling keert met deze wet weer terug in het Wetboek van Strafvordering en krijgt een plaats in artikel 491.
De wet treedt in werking met ingang van 01-06-2019.