Het voorstel - dat nu voor reacties open staat op www.internetconsultatie.nl - bevat een algemeen kader voor het afnemen, bewaren, verstrekken, gebruiken en vernietigen van menselijk materiaal voor andere doeleinden dan actuele diagnostiek of geneeskundige behandeling van de donor. Dit kader is van toepassing waar bijzondere wetten over lichaamsmateriaal niet (langer) van toepassing zijn.

Beoogd is om met het voorstel een impuls te geven aan het versterken van de autonomie en zeggenschap van de donor en tegelijkertijd onnodige belemmeringen voor wetenschappelijk gebruik te voorkomen. Daarnaast beoogt het voorstel onnodige belemmeringen voor andere toepassingen waaraan een maatschappelijk belang verbonden is, zoals transplantatie of het vervaardigen van farmaceutische preparaten of producten voor geneeskundige behandeling, of in uitzonderlijke gevallen de opsporing en vervolging van ernstige misdrijven, weg te nemen.

Het voorstel bevat rechten van donoren die verband houden met het uitoefenen van zeggenschap over lichaamsmateriaal dat van hen afkomstig is. Het voorstel bevat tevens verplichtingen voor beheerders van lichaamsmateriaal, waaronder een informatieverplichting over lichaamsmateriaal dat onder hun beheer is en regels over het afnemen, bewaren, vernietigen en overdragen van lichaamsmateriaal. Ten slotte bevat het voorstel voorwaarden waaronder lichaamsmateriaal mag worden gebruikt voor bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek met lichaamsmateriaal.

Beginselen en uitgangspunten

Het wetsvoorstel is gebaseerd op twee leidende beginselen:
I. burgers hebben zeggenschap over lichaamsmateriaal dat van hen afkomstig is;
II. terbeschikkingstelling van lichaamsmateriaal mag niet leiden tot geldelijk gewin voor de burger.

Deze beginselen vinden hun uitwerking in de volgende uitgangspunten:
a. bewaren en gebruiken van lichaamsmateriaal dat herleidbaar is tot de donor, mag slechts met diens toestemming, behoudens strikt geformuleerde uitzonderingen;
b. bewaren en gebruiken van lichaamsmateriaal dat herleidbaar is tot de donor, mag voorts zonder toestemming plaatsvinden, mits het lichaamsmateriaal voor onderwijs- en onderzoeksdoeleinden en in het algemeen belang wordt bewaard en gebruikt en het vragen van toestemming onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost;
c. plaatsvervangend toestemming geven is mogelijk;
d. degene die het lichaamsmateriaal bewaart, de beheerder, draagt zorg voor de beschikbaarheid van algemene informatie en van de specifieke informatie ten behoeve van de beslissing over toestemming;
e. bij speciaal afnemen van lichaamsmateriaal mogen de risico’s en de belasting niet meer dan minimaal zijn;
f. lichaamsmateriaal wordt slechts afgenomen en bewaard indien een bevoegde commissie een positief oordeel heeft uitgebracht over het voorstel daartoe;
g. wetenschappelijk onderzoek met lichaamsmateriaal wordt uitgevoerd volgens een protocol waarover een positief oordeel is uitgebracht door een bevoegde commissie.

Gebruik van lichaamsmateriaal voor strafvorderlijke doeleinden

In zeer uitzonderlijke omstandigheden moet het gebruik van lichaamsmateriaal voor strafvorderlijke doeleinden mogelijk zijn zonder toestemming van de beslissingsbevoegde. Hier zijn twee fundamentele maatschappelijke belangen in het geding: enerzijds de toegang tot zorg en anderzijds de opsporing en vervolging van strafbare feiten.

In gevallen waarin de donor van het lichaamsmateriaal zelf wordt verdacht van het plegen van dergelijke misdrijven, kan worden gerechtvaardigd dat het toestemmingsvereiste in deze gevallen niet zou moeten gelden, aldus de memorie van toelichting. Immers, het is dan niet in het belang van de donor die tevens verdachte is om toestemming te geven voor het gebruik van het lichaamsmateriaal. Daarom zou, in het belang van de maatschappij in het algemeen en van de slachtoffers en eventuele nabestaanden in het bijzonder, de opsporing en vervolging van verdachte(n) van zeer ernstige misdrijven niet mogen stuklopen op de weigering om toestemming te geven.

Het moet dan wel gaan om bijzondere, nauw omschreven situaties, die zijn ontleend aan de jurisprudentie van de Hoge Raad over het verschoningsrecht en het medisch beroepsgeheim. Die jurisprudentie stelt dat slechts in uitzonderlijke omstandigheden het belang van waarheidsvinding zal prevaleren boven het verschoningsrecht. Blijkens het voorstel moet het in de eerste plaats gaan om zeer ernstige misdrijven. Deze misdrijven staan uitdrukkelijk opgesomd met verwijzingen naar de betreffende bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht. Voorts moet de identiteit van de verdachte bekend zijn. Het lichaamsmateriaal kan dus uitsluitend in een ‘gerichte’ actie worden gebruikt door het openbaar ministerie; het doorzoeken van een biobank om te kijken of er een overeenkomst is met de aangetroffen sporen, is en blijft onder het huidige voorstel niet toegestaan.

Een andere vereiste is dat het lichaamsmateriaal niet bij de verdachte zelf kan worden afgenomen omdat deze vermist, voortvluchtig of overleden en begraven of gecremeerd is. Ten slotte bevat de voorgestelde regeling ook de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Op grond van het noodzakelijkheidvereiste moet het beoogde doel van het gebruik van het lichaamsmateriaal niet op minder ingrijpende wijze kunnen worden bereikt; het gebruik van het lichaamsmateriaal zonder toestemming van de beslissingsbevoegde is, met andere woorden, het laatste redmiddel om de bewijsvoering rond te krijgen. Het proportionaliteitscriterium schrijft voor dat er een redelijke verhouding moet bestaan tussen enerzijds het belang dat wordt gediend met het gebruik van het lichaamsmateriaal, en anderzijds het beoogde doel van dat gebruik.

 

Er kan tot 23 juni 2017 worden gereageerd op het concept-wetsvoorstel.

Laatste nieuws