De Nigeriaanse dochtervennootschap van Shell is aansprakelijk voor de gevolgen van twee olielekkages in Nigeria. Dat heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 januari 2021 beslist. Het Hof geeft Milieudefensie en vier Nigerianen op de meeste punten gelijk in een zaak over olievervuiling die al in 2008 tegen Shell werd aangespannen. Vooral Shell Nigeria is aansprakelijk voor de olievervuiling op drie plaatsen in de Nigerdelta, maar ook het moederbedrijf heeft volgens de rechter in enkele gevallen zijn zorgplicht geschonden. Drie van de vier Nigeriaanse eisers en hun dorpsgenoten moeten nu gecompenseerd worden voor de veroorzaakte schade. In een vierde zaak heeft het hof nog geen beslissing genomen.
Het is de eerste keer dat een Nederlandse multinational in Nederland aansprakelijk wordt gehouden wegens zijn zorgplicht in het buitenland. Royal Dutch Shell moet er op toezien dat er een lekkage-detectiesysteem in de pijpleidingen in Nigeria komt.
De rechtszaak aangespannen door Milieudefensie en vier Nigeriaanse boeren draait om vervuiling in drie dorpen waar olie van Shell is weggelekt. Daardoor zijn akkers en visvijvers van bewoners onbruikbaar geworden. De gelekte olie is nooit grondig opgeruimd en er lekt met regelmaat nieuwe olie weg.
De Nigeriazaak heeft bijna 13 jaar geduurd, dat toont aan hoe moeilijk het is voor slachtoffers van wandaden van multinationals om hun recht te halen, stelt Milieudefensie. Shell wees aansprakelijkheid van de hand. Volgens Shell zijn de lekkages veroorzaakt door sabotage en bestaat er in dat geval naar Nigeriaans recht geen aansprakelijkheid. Bovendien is de verontreiniging naar de mening van Shell afdoende opgeruimd.
In een eerdere tussenarresten (ECLI:NL:GHDHA:2015:3586, 3587 en 3588) had het Hof Den Haag al beslist dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de vorderingen van de boeren en Milieudefensie.
Aansprakelijk voor schade
In twee eindarresten van 29 januari heeft het hof de vorderingen inhoudelijk beoordeeld naar Nigeriaans recht. Volgens dat recht rust op degene die zich op sabotage van pijpleidingen beroept (Shell in dit geval) een zware bewijslast. Dat betekent dat sabotage beyond reasonable doubt moet worden aangetoond. Voor de pijpleidingen bij Oruma en Goi is dat bewijs niet door Shell geleverd. Shell Nigeria is daarom aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van het lekken van die pijpleidingen. De hoogte van de schadevergoeding moet nog worden vastgesteld in een vervolgprocedure (een schadestaatprocedure). Bovendien vindt het hof dat Shell bij de Oruma-pijpleiding een beter waarschuwingssysteem moet inbouwen, waardoor toekomstige lekkages sneller worden opgemerkt. Dan kan de uitstroom van olie ingeval van een lekkage, en daarmee de (milieu)schade, worden beperkt. Die verplichting wordt opgelegd aan Shell Nigeria én de Shell moedervennootschap. Het hof acht het niet aannemelijk geworden dat Shell Nigeria bij Oruma en Goi onvoldoende heeft gesaneerd. Mocht er nog sprake zijn van restverontreiniging, dan is dat een aspect dat kan worden meegenomen in de schadestaatprocedure.
Sabotage
Een derde uitspraak van het hof van 29 januari gaat over de olieboorput bij Ikot Ada Udo. Daar staat sabotage wel vast. Het hof laat nog in het midden, of dat betekent dat Shell dus niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de lekkage. Eerst wil het opheldering over de vraag, of de verontreiniging nog moet worden opgeruimd en tot waar de verontreiniging zich heeft uitgestrekt. Over die laatste vraag lopen de standpunten van de procederende partijen ver uiteen. Deze zaak krijgt dus nog een vervolg.
Bron: www.rechtspraak.nl
ECLI:NL:GHDHA:2021:132
ECLI:NL:GHDHA:2021:133
ECLI:NL:GHDHA:2021:134