In de eerste veertien maanden van de landelijke Pilot Reprimande zijn 3.964 reprimandes gegeven aan minderjarige first offenders van een licht feit. Het overgrote deel van de reprimandes heeft betrekking op winkeldiefstal. Hoe jonger de verdachte, hoe vaker een zaak wordt afgehandeld met een reprimande. Het creëren van ruimte buiten het strafproces om – zonder onnodige insluiting op het politiebureau – is volgens betrokken partijen een belangrijke meerwaarde van de pilot. Dit blijkt uit een evaluatie van de pilot die de Erasmus School of Law in opdracht van het WODC heeft verricht.

Op 1 oktober 2020 werd de landelijke Pilot Reprimande gestart, op initiatief van de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en Halt, en met betrokkenheid van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Tijdens de pilot werd een nieuwe werkwijze gehanteerd voor op heterdaad aangehouden minderjarige first offenders van een licht feit. Die nieuwe werkwijze houdt in dat deze aangehouden minderjarigen niet langer worden overgebracht naar het politiebureau om daar te worden voorgeleid aan de hulpofficier van justitie (hOvJ), maar dat dit ter plaatse telefonisch gebeurt. Als de hOvj vindt dat de minderjarige in aanmerking komt voor een reprimande, wordt deze in vrijheid gesteld en zal kort daarna een reprimandegesprek plaatsvinden, waarbij ook de ouders worden betrokken. De Pilot zou aanvankelijk een jaar duren, tot 1 oktober 2021, maar is tussentijds verlengd tot het moment van besluitvorming op basis van de resultaten uit dit onderzoek. De Erasmus School of Law heeft deze pilot in opdracht van het WODC geëvalueerd aan de hand van een onderzoek naar de opzet, uitvoering, doelbereik en neveneffecten van de pilot. Het rapport bevat de evaluatie van deze nieuwe werkwijze op basis waarvan zal worden besloten over de voortzetting daarvan.

De beoogde doelen en realisatie ervan

Het voorkomen van een nodeloos gejuridificeerd proces met insluiting op het politiebureau is één van de pilotdoelen. Uit de evaluatie blijkt dat betrokken partijen het creëren van ruimte buiten het strafproces om – zonder onnodige insluiting op het politiebureau – als belangrijke meerwaarde van de pilot zien. Toch blijkt uit de landelijke cijfers dat 11% van de minderjarigen in reprimandezaken nog op het politiebureau is opgehouden. Een ander pilotdoel – het bieden van een helder kader voor een landelijk eenduidige werkwijze – is volgens de onderzoekers ook nog niet volledig gerealiseerd. In de praktijk worden verschillende interpretaties gegeven aan de nieuwe werkwijze, varieert de bekendheid met de pilot en zijn afspraken over hoe reprimandes te registreren nog niet voor iedereen even helder.

Het derde pilotdoel is het voorzien in een proportionele en pedagogische afhandeling buiten het strafrecht. Hiervoor wordt het reprimandegesprek in aanwezigheid van de ouders als een belangrijk pedagogisch instrument gezien. Om daar goed invulling aan te geven zou dit wel gepaard moeten gaan met een herwaardering van het jeugdspecialisme bij de politie. Op basis van een internationale literatuurstudie concluderen de onderzoekers dat er veel aanwijzingen zijn dat de toepassing van de reprimande (en vergelijkbare interventies) tot minder geregistreerde recidive leidt dan traditionele afdoeningen via het (jeugd)strafrecht. Bij een juiste uitvoering van de interventie zijn er daarom positieve verwachtingen met betrekking tot het vierde pilotdoel, het bieden van een passende en effectieve reactie ter voorkoming van recidive.

Reactie minister

De Minister van JenV heeft op het rapport en elke aanbeveling daarvan gereageerd in zijn brief van 30 mei 2022. Hij zal samen met de politie, het openbaar ministerie, Halt en de advocatuur aan de slag met de aanbevelingen uit dit rapport. Wanneer de werkwijze en de doelgroep zijn aangescherpt wordt de pilotfase beëindigd en de politiereprimande voor minderjarigen landelijk uitgerold. Tot dan toe blijft de werkwijze uit de pilot standaardpraktijk. Als er specifieke elementen zijn die al eerder kunnen worden doorgevoerd en die bijdragen aan het doel van de werkwijze en de werkbaarheid daarvan voor de politie dan behoort gefaseerde uitrol tot de mogelijkheden. Met de landelijke uitrol zal de RAPP-app, een registratiesysteem van de politie voor digitale afhandeling van de reprimande bij meerderjarigen, ook worden ingezet voor minderjarigen. Naar verwachting zal dit de kwaliteit van de zaaksregistratie ook ten goede komen. Om daarnaast goed zicht te houden op de ontwikkeling van de toepassing van de reprimande in het algemeen heeft de minister het WODC gevraagd om de reprimande mee te nemen in de Monitor Jeugdcriminaliteit.

Bron: wodc.nl en tweedekamer.nl

 

Laatste nieuws