Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 2 mei 2023 besloten prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad over het verschoningsrecht van advocaten. Het gaat daarbij onder meer over de vraag of het Openbaar Ministerie (OM) zelf mag beoordelen of sprake is van vertrouwelijke informatie, of dat een rechter dit moet doen.

Aanleiding voor het tussenarrest is een kort geding dat is aangespannen door advocaten van een vermogensbeheerder tegen de Staat. Eerder oordeelde de rechtbank Oost-Brabant dat de Staat het verschoningsrecht van de advocaten heeft geschonden. In dit kort geding willen de advocaten van de vermogensbeheerder dat de Staat wordt verboden zonder tussenkomst van een rechter kennis te nemen van e-mailberichten tussen een verdachte en zijn advocaat. In 2015 heeft het OM tijdens het strafrechtelijk onderzoek naar de vermogensbeheerder een grote hoeveelheid e-mails via de provider opgevraagd. Het heeft toen kennis genomen van de inhoud van een aantal e-mails tussen de advocaten en de vermogensbeheerder. De advocaten vinden dat hun verschoningsrecht structureel is geschonden. De werkwijze waarbij het OM zogenaamde geheimhoudersmedewerkers en geheimhouders officieren van justitie laat beoordelen of gegevens onder het verschoningsrecht vallen, is volgens de advocaten in strijd met de wet en met rechtspraak over het verschoningsrecht.

Te weinig waarborgen in werkwijze OM

De Staat geeft toe dat in de strafzaak van de vermogensbeheerder en de advocaten enkele fouten zijn gemaakt en dat het verschoningsrecht van de advocaten niet altijd in acht is genomen. De Staat beschouwt dit als een incident. De werkwijze die is gehanteerd is volgens de Staat wel in overeenstemming met de wet. Daarbij vindt de Staat dat uit de wet volgt dat het OM zelf mag beoordelen of er in de e-mails sprake is van vertrouwelijke correspondentie tussen een verdachte en zijn advocaat. Het hof stelt vast dat het verschoningsrecht van de advocaten in de strafzaak structureel is geschonden. De werkwijze van de Staat biedt volgens het voorlopig oordeel van het hof te weinig waarborgen om te voorkomen dat het verschoningsrecht in het gedrang komt. Het hof zal hierover prejudiciële vragen stellen aan de Hoge Raad, omdat het hier gaat om een fundamenteel rechtsbeginsel en dit bij de uitoefening van opsporingsbevoegdheden door het OM van belang kan zijn in vele (lopende) strafzaken.

ECLI:NL:GHSHE:2023:1329

Bron: www.rechtspraak.nl

Laatste nieuws