AG: getuigen hoefden naam tipgever niet te geven, aanslagen vernietigd
Geschreven door: Redactie op
De belastingambtenaren die getuigen waren in tipgeverszaken, hoefden de naam van de tipgever niet te noemen. Dat schrijft advocaat-generaal IJzerman in zijn op 21 augustus jl. uitgebrachte advies aan de Hoge Raad. In hun cassatieberoep tegen de beslissing van het hof dat zij de naam van de tipgever ten onrechte niet noemden, zijn zij echter niet ontvankelijk. Dat betekent dat de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.
In deze twee zogenoemde tipgeverszaken is de Belastingdienst op de hoogte gekomen van een (vermeende) Luxemburgse bankrekening van de belastingplichtige via een tipgever die tegen een financiële vergoeding informatie over buitenlandse bankrekeningen aan de Belastingdienst heeft gegeven, onder voorwaarde dat zijn identiteit niet bekend wordt gemaakt. Op basis van deze informatie heeft de Belastingdienst aanslagen en boetes opgelegd. In de daarop volgende procedure heeft de inspecteur geweigerd de identiteit van de tipgever bekend te maken.
Rechtbank en Hof
Bij de rechtbank zijn door de inspecteur alleen stukken overgelegd waarin namen en andere gegevens zijn zwartgemaakt of weggelaten. De geheimhoudingskamer heeft dat in zijn beslissing niet juist geacht, maar de inspecteur is blijven weigeren de volledige stukken over te leggen. In hoger beroep bij het hof heeft de inspecteur laten weten geen hernieuwde beoordeling van die beslissing van de geheimhoudingskamer van de rechtbank te wensen. Door het hof zijn vervolgens twee belastingambtenaren als getuigen gehoord. Met een beroep op hun wettelijke geheimhoudingsplicht en het daaraan door hen ontleende verschoningsrecht, hebben de getuigen geweigerd de naam van de tipgever te noemen. Het hof vond dat onjuist.
Beroep in cassatie
In cassatie verzetten de getuigen zich tegen die beslissing. Volgens de AG is dit beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat naar zijn mening het fiscale procesrecht niet voorziet in de mogelijkheid dat bij het hof gehoorde getuigen cassatieberoep zouden kunnen instellen. Ondanks dat gaat hij inhoudelijk in op de vraag of de getuigen de naam van de tipgever moesten noemen of niet. Hij meent dat die vraag al was afgehandeld in de geheimhoudingsprocedure over de door de inspecteur over te leggen stukken. Daarvan uitgaande stond het de getuigen vrij de naam van de tipgever niet te noemen. Indien de Belastingdienst ervoor kiest om een anonieme tipgever te gebruiken, kan rechterlijke controle daarop er volgens de AG toe leiden dat de naam van de tipgever in principe bekend moet worden gemaakt. Zo niet, dan bestaat het risico dat belastingaanslagen en boetes die zijn opgelegd met informatie van de tipgever door de rechter worden vernietigd. Overigens vindt de advocaat-generaal dat er ten onrechte over wordt geklaagd dat het recht van de inspecteur op berechting van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechter door het hof zou zijn geschonden. Dat het hof in zijn uitspraak scherpe bewoordingen hanteert met betrekking tot de weigering om de naam van de tipgever bekend te maken en het hof grondig van mening verschilt met de inspecteur, betekent volgens de advocaat-generaal nog niet dat het hof vooringenomen is tegen de inspecteur.
Conclusies: ECLI:NL:PHR:2015:1477 en ECLI:NL:PHR:2015:1480
Uitspraak Hof: ECLI:NL:GHARL:2015:645