De behandeling van de zaak tegen één verdachte in de zogenoemde Posbankzaak moet over. Dat adviseert advocaat-generaal Bleichrodt de Hoge Raad in zijn conclusie van 18 juni jl. 

De politie heeft ten aanzien van deze verdachte een undercovertraject gestart dat gelijkenis vertoont met de zogenoemde Mr. Big-methode. Bij deze methode, afkomstig uit Canada, wordt gebruik gemaakt van een undercoveroperatie waarbij een verdachte wordt opgenomen in een fictieve criminele organisatie. De schijn wordt gewekt dat in de criminele organisatie veel geld is te verdienen en dat de organisatie geweld niet schuwt. Om verder te komen in de organisatie, moet de verdachte eerst zijn daden opbiechten aan (het hoofd oftewel ‘Mr. Big’ van) die organisatie. Als hij dat niet doet, zal hij de organisatie moeten verlaten. In werkelijkheid heeft de verdachte te maken met undercoveragenten. In de onderhavige zaak verklaarde de verdachte tegenover de undercoveragenten dat hij betrokken was geweest bij het doodschieten van Alex Wiegmink en is daarop aangehouden en vervolgd.

Conclusie AG

De AG vindt dat deze methode zeer kritisch moet worden bezien. Hij doelt daarmee op de rechtmatigheid van de methode, de verklaringsvrijheid van de betrokkenen en vervolgens de beoordeling van de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen. De toepassing van de Mr Big-methode of een variant daarop vergroot de kans op valse bekentenissen. Eigenlijk wordt door de overheid een kunstgreep ingezet om de verdachte te misleiden en een bekentenis te verkrijgen. Dit gebeurt zonder de waarborgen die een verdachte heeft bij een regulier politieverhoor, zoals het zwijgrecht en het recht op bijstand door een advocaat. De methode is in de praktijk tot stand gekomen zonder dat de wetgever aan een dergelijke constructie lijkt te hebben gedacht. Gelet hierop moet de rechter zeer behoedzaam zijn bij het toelaten tot het bewijs van verklaringen die in een dergelijke constructie zijn afgelegd. Als de rechter dat doet, zo vindt de AG, moet hij dit nader motiveren, zowel ten aanzien van de toelaatbaarheid van de methode als ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring. Daarbij ligt de lat hoog.

De AG is van mening dat het gerechtshof in de zaak in kwestie onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij de methode in dit geval toelaatbaar vindt. Dat geldt in het bijzonder voor het oordeel van het hof dat de verklaringsvrijheid van de verdachte niet is aangetast.

ECLI:NL:PHR:2019:648

Laatste nieuws