Nederlands Juristenblad 12
22 maart 2017
2017/3
Strafrechtelijke vervolging van leden van de Staten-Generaal, ministers en staatssecretarissen
Hoe nu verder?
In deze bijdrage draait het om de vraag hoe het nu verder moet met de strafrechtelijke vervolging van leden van de Staten-Generaal, ministers en staatssecretarissen. De huidige wettelijke regeling (grotendeels stammend uit 1855) maakt het praktisch onmogelijk om tot vervolging over te gaan. De regering heeft recentelijk een voorontwerp van wet gepubliceerd die voorziet in een modernisering van het stelsel, maar tot een werkbare procedure leidt dit nog niet. De verdere modernisering ligt in handen van een nog in te stellen commissie-Fokkens. De auteurs zien voor wat betreft het vervolg van de modernisering een procedurele tweetrapsraket. Eerst moeten mogelijkheden worden gecreëerd om daadwerkelijk tot vervolging over te kunnen gaan. Om dit te kunnen bereiken zal moeten worden voorzien in adequate opsporingsbevoegdheden voor de onderzoekscommissie van de Tweede Kamer en de nog bestaande procedurele tekortkomingen moeten worden opgelost. In dit kader kan dan meteen ook worden voorzien in een rol voor de Eerste Kamer in de procedure en kan in art. 127 RO een aanwijzingsbevoegdheid voor de commissie van onderzoek van de Tweede Kamer worden opgenomen. Daarna, en dit vereist vanwege de benodigde grondwetsherziening een veel langere adem, kan worden overgegaan tot de echte fundamentele herziening van het systeem. In dit artikel worden daarvoor aanzetten gedaan.


Lees het hele artikel in Navigator.

Mededelingsplichten vs. onderzoeksplichten bij overeenkomsten
Schuift de Hoge Raad in zijn vaste leer enigszins verscholen op naar het zwaartepunt van de onderzoeksplicht?
De Hoge Raad lijkt een schending van een onderzoeksplicht op een andere wijze dan voorheen te waarderen in casusposities waar ook een schending van mededelingsplichten wordt gesteld. Het ziet er naar uit dat de schending van een onderzoeksplicht mede bepalend is voor het bestaan van en voor de omvang van een mededelingsplicht. Ook kan aan schending van een onderzoeksplicht in gevallen waar de rechter een mededelingsplichtschending zwaarder heeft gewogen bij de schadebegroting alsnog belang worden gehecht, maar dan in het kader van artikel 6:101 BW. De vraag of de Hoge Raad in zijn vaste leer opschuift naar het zwaarder sanctioneren van een schending van de onderzoeksplicht in de gevallen dat er zowel van een schending van de mededelingsplicht als van de onderzoeksplicht sprake is, lijkt bevestigend te kunnen worden beantwoord.


Lees het hele artikel in Navigator.

Waar Merckelbach en Otgaar aan voorbij gingen
Het is van cruciaal belang bij benadering te weten hoeveel foute veroordelingen per (tien) jaar gemaakt worden. Wanneer dat aantal te verwaarlozen is, is een strenge herzieningsprocedure te billijken; wanneer echter dat aantal aanmerkelijk is, is zo’n strenge procedure ongerechtvaardigd. Dat is de achtergrond van mijn vraag: hoeveel mensen zitten onschuldig in het Nederlandse gevang?


Lees het hele artikel in Navigator.

Merckelbach en Otgaar antwoorden
De reactie van Derksen geeft onzerzijds aanleiding tot drie opmerkingen en een algemeen punt. Wat dat laatste betreft: Derksen verwondert zich over onze felheid. De achtergrond daarvan is ergernis. Ergernis over een auteur die chronische sloddervosserij koppelt aan hooghartigheid.


Lees het hele artikel in Navigator (ongeveer halverwege de pagina).

Eerder verschenen
NJB 11 (2017)
15 maart 2017
NJB 10 (2017)
7 maart 2017
NJB 9 (2017)
1 maart 2017
NJB 8 (2017)
22 februari 2017
NJB 7 (2017)
15 februari 2017