Koopkracht

Het is vast een typisch Nederlandse uitdrukking: wat kopen we ervoor? De afgelopen week domineerden het ‘D-woord’ en de term koopkracht zowel het politieke debat als de berichtgeving in de media. Niet zo gek natuurlijk in een week waarin de derde dinsdag van september viel, de Troonrede dus werd gehouden en de Miljoenennota 2019 werd gepresenteerd. 

Min of meer bij toeval kwam ik terecht op de site van het onder autoliefhebbers populaire programma TopGear waar op 18 september 2018 de achterban geruststellend werd toegesproken:

Vandaag is het weer de derde dinsdag van september, wat betekent dat een man in een zaal zijn onderdanen toespreekt over het geld dat zij af moeten staan. Nou gaat het bij ons vooral om een specifiek aspect hiervan. Wat betekent de Miljoenennota 2019 voor jou als je een auto hebt of er een wilt kopen? Voorlopig verandert er qua belastingen niet zoveel op autogebied.

Het is niet dat ik de behoefte heb deze beelden krachtig bij te stellen. Ik vroeg mij bij lezing wel af of in de cijfers eigenlijk al is meegenomen dat afgelopen voorjaar aan het front van het schadevergoedingsrecht belangrijke vooruitgang is geboekt. Met inwerkingtreding van de zogenoemde Wet Affectieschade (Stb. 2018/132) wordt ons Burgerlijk Wetboek per 1 januari 2019 verrijkt met een recht op smartengeld voor naasten en nabestaanden in geval van ernstig blijvend letsel of overlijden van een dierbare. Hiermee verlaat ons land in één keer de Europese achterhoede op dit vlak – nadat Duitsland vorig jaar was ‘omgegaan’1 was Nederland het laatste land dat geen recht op vergoeding van affectieschade erkende – om zich met een moderne regeling aan te sluiten bij de voorste gelederen.

Deze regeling heeft een prijs. Zo heeft het Verbond van Verzekeraars, dat overigens positief staat tegenover deze rechtsontwikkeling, voorspeld dat de aansprakelijkheidsverzekeringspremies zullen stijgen. Voor de WAM-verzekeraars wordt uitgegaan van een stijging van de schadelast van minimaal 3%. Voor medische aansprakelijkheidsverzekeraars wordt de stijging zelfs geschat op circa 15% De reguliere AVP-premies gaan, zo werd afgelopen week in de media gemeld, met zo’n 5% omhoog.

We gaan het dus allemaal in onze portemonnaie voelen. Wat krijgen we ervoor terug? Eerst en vooral de erkenning in rechte dat ook anderen dan de direct gekwetste in geval van ernstig letsel of overlijden onrecht wordt aangedaan bij een verkeers- of arbeidsongeval, een medische fout of een misdrijf. Waar naasten in geval van ernstig blijvend letsel van een dierbare enkel een aanspraak hadden op vergoeding van de zogenoemde verplaatste schade (kosten gemaakt ten behoeve van het slachtoffer; artikel 6:107 BW) en nabestaanden het bij overlijden moesten doen met kosten van lijkbezorging en vergoeding van gederfd levensonderhoud, ontvangen zij straks ook een vergoeding ter zake van affectieschade. Niet langer worden ouders die hun kind verliezen door de fout van een ander afgescheept met vergoeding van de begrafeniskosten, niet langer wordt tegen ouders die hun gezonde kind na een medische fout meervoudig gehandicapt terugzien gezegd dat ons recht hen helaas niets te bieden heeft: ‘smartengeld voor naasten kent ons recht nu eenmaal niet’.2 Ooit hoorde daar een verhaal bij, maar dat heeft zijn wervende kracht al lang verloren. De vrees voor ‘commercialisering van verdriet’ en ‘onsmakelijke procespraktijken’ en de tegenwerping dat geld het verlies toch niet goed kan maken, geven niet meer de doorslag.

Niet langer worden naasten en nabestaanden die de aansprakelijke persoon toch ook financieel wilden treffen, hem althans in rechte ter verantwoording wilden roepen, gedwongen omwegen te bewandelen: vorderingen in te stellen (shockschadevorderingen bijvoorbeeld3 of een claim ter zake van tijd gestoken in stervensbegeleiding4) die niet werkelijk recht deden aan wat zij beoogden, namelijk de erkenning dat ook zij zwaar waren getroffen.

Dat wordt nu anders. Uit de toelichtende teksten blijkt dat de wetgever niet zozeer beoogt het geleden verlies goed te maken, maar veeleer mikt op de erkenning dat ook de naasten dit onheil wordt aangedaan en op het verschaffen van een zekere genoegdoening. Daartoe worden artikel 6:107 en 6:108 BW aangevuld en aangepast: aan een aantal nader aangeduide naasten (met een kleine opening (overige nauwe persoonlijke relaties)) wordt zowel in geval van ernstig blijvend letsel als van overlijden een recht op smartengeld toegekend. Het gaat daarbij om een bij AMvB te bepalen bedrag. In de inmiddels gepubliceerde versie (Stb. 2018/133) worden bedragen genoemd die, afhankelijk van wie de gerechtigde is en wat de aanleiding is voor het letsel of het overlijden (misdrijf of niet?), lopen van € 12.500 tot € 20.000.

Deze nieuwe regeling5 vormt het sluitstuk van een ontwikkeling die bijna 3 decennia heeft geduurd en die ons heeft gevoerd langs arresten waarin de Hoge Raad zich genoodzaakt zag de grenzen van zijn rechtsvormende taak in beeld te brengen6 en langs een wetsvoorstel dat in 2010 strandde in de Senaat. Zij heeft als onbedoelde neveneffecten gehad dat de shockschadevordering tot wasdom is gekomen en dat, behalve naar de financiële kant van de zaak, in het aansprakelijkheidsrecht inmiddels serieuze aandacht uitgaat naar de emotionele behoeften van letselschadeslachtoffers en ‘hun omgeving’. Maar de ultieme stap wordt nu eindelijk gezet.

Achter de cijfertjes zit dus een heel verhaal dat in de Miljoenennota uiteraard niet is te vinden en dat ook de toelichtende brief van de verzekeraar bij de aanstaande verhoging van de WAM-premies niet werkelijk zal halen. De TopGear-achterban zal daarom vast wat te morren hebben: ‘Premieverhoging?! Wat kopen we daarvoor?’ Jammer, want hier biedt Rutte III ons wel degelijk waar voor ons geld.

 

Dit Vooraf verschijnt in NJB 2018/1697, afl. 32

  1. A.J. Verheij, ‘Wir schaffen das’, NJB 2017/1395, p. 1816 e.v. 
  2. Illustratief is de zaak van ‘Baby Joost’ (NJ 2000/734). 
  3. Reële shockschadevorderingen houden uiteraard hun betekenis.
  4. Zie Vranken in zijn noot bij NJ 2003/504.
  5. Afbakening en uitwerking zijn geen sinecure. Wanneer is men bijvoorbeeld ouder of kind in de zin van de regeling? Hoe wordt vergoeding het beste aangeboden? In een apart traject? Zie themanummer Verkeersrecht 2018/11 met bijdragen van o.a. Lindenbergh en Akkermans.
  6. NJ 2002/240 (Kindertaxi) en NJ 2010/387 (Vilt)

 

Over de auteur(s)
Author picture
Ton Hartlief
A-G bij de Hoge Raad en hoogleraar privaatrecht