GloBe en Nexus

Het blijft tobben met de winstbelastingheffing van multinationals. Het CBS rapporteert dat het effectieve winstbelastingtarief voor grote bedrijven (eigen vermogen ≤ 40 mio) in Nederland het laatste decennium is gedaald, van 22% naar 17%, hoewel het nominale vennootschapsbelastingtarief steeds op 25% stond.

Het blijft tobben met de winstbelastingheffing van multinationals. Het CBS rapporteert dat het effectieve winstbelastingtarief voor grote bedrijven (eigen vermogen ≤ 40 mio) in Nederland het laatste decennium is gedaald, van 22% naar 17%, hoewel het nominale vennootschapsbelastingtarief steeds op 25% stond.

Het is een wereldwijd probleem. Na de krediet- en budgetcrises zijn de OESO/G20 base erosion and profit shifting (BEPS: kunstmatige fiscale winstverlaging en -verschuiving) door multinationals gaan bestrijden, met als meest tastbare resultaten (i) het Multilateral Instrument (MLI), een antimisbruik-maatregelencatalogus waaruit Staten een keuze kunnen maken om in hun onderlinge bilaterale belastingverdragen op te nemen, en (ii) (voor de EU) twee ATADs (anti-tax avoidance directives), één tussen de lidstaten onderling en één voor hun verhouding tot derde landen. Ook hebben de OESO/G20 en de EU zware druk gezet op tax havens, door zwarte lijsten waarop een land(je) niet wil staan als het nog zaken wil kunnen doen met EU/OESO-Staten. Deze projecten kunnen succesvol worden genoemd, maar het is nog niet genoeg, zoals blijkt uit de CBS-cijfers en vooral uit de extreem lage effectieve belasting die met name Big Tech betaalt over zijn wereldwijde monsterwinsten. Dat laatste komt doordat het traditionele (internationale) belastingrecht – circa 100 jaar geleden ontwikkeld – geen antwoord heeft op de digitalisering van de economie en verdienmodellen die vooral op data drijven en niet op spullen in fabrieken, installaties, kantoren, mijnen, tankers en vrachtwagens. Het belastingrecht gaat nog teveel uit van physical presence (een lokale dochter of filiaal met bedrijfsactiva en werknemers) als indicator van winst in de verdienjurisdictie, in plaats van digital of economic presence. De traditionele aanknopingspunten voor winstbelastingheffing in een jurisdictie, zoals een ‘vaste inrichting’ in die jurisdictie, en de traditionele winsttoerekeningscriteria aan de jurisdicties waar een multinational opereert, zoals het arm’s length beginsel en ‘functions performed, assets used, and risks assumed’ zijn betekenisloos als – bijvoorbeeld – Alphabet überhaupt geen fysieke aanwezigheid heeft in – bijvoorbeeld – Frankrijk en daar dus ook geen functions uitoefent, geen assets gebruikt (behalve servers) en geen risks aanvaardt, hoewel daar wel tientallen miljoenen Franse Google-gebruikers zitten met wier data Alphabet miljardenwinsten kan maken.

Bovendien zijn nog niet alle BEPS-fratsen van multinationals onder controle. De OESO/G20 heeft daarom twee follow ups bedacht: Pillar 1 (maatregelen om de ‘tax challenges of the digitalization of the economy’ het hoofd te bieden) en Pillar 2 (maatregelen tegen ‘global anti-base erosion’ (GloBe)). Voor Pillar 1 sloot de internetconsultatie op 12 november en was de public consultation meeting vorige week in Parijs. Voor Pillar 2 loopt de internetconsultatie tot 2 december (u kunt uw commentaar nog insturen) en is de public consultation meeting op 9 december in Boulogne-Billancourt. Best een leuk uitstapje; u kunt u nog inschrijven; dan kunt u de Fondation Louis Vuitton in het Bois de Boulogne meenemen; vaut bien le petit détour.

Pillar 1 voegt voor alle consumer facing businesses (‘for which customer engagement and interaction, data collection and exploitation, and marketing and branding is significant, and can more easily be carried out from a remote location’) een nieuwe nexus voor winstbelastingheffing toe aan de traditionele aanknopings- en toerekeningscriteria, vooral gebaseerd op omzet en datagebruik. Winst wordt niet meer (alleen) aan jurisdicties toegerekend op basis van physical presence, functions, assets en risks aldaar, maar (mede) op basis van een verdeelsleutel die de overwinst (residual profit) van een multinational verdeelt over de jurisdicties waar hij met consumenten in contact treedt. Die overwinst is de resterende winst na traditionele toerekening van ‘routinewinst’ aan het hoofdkantoor. Daardoor wordt in het gegeven voorbeeld veel meer Alphabet-winst aan de market jurisdiction (Frankrijk) toegerekend dan nu. De winnaars zijn dus de gebruikerslanden. Zijn er ook verliezers? Dat hoeft niet. De bedoeling is immers dat de consumer facing businesses (veel) meer belasting gaan betalen in de marktjurisdicties waar zij nu vrijwel niets betalen omdat zij er nauwelijks fysiek aanwezig zijn. Als Pillar 1 aan zijn doel beantwoordt, gaat de wereldwijde vennootschapsbelastingopbrengst aanzienlijk omhoog en zullen alle marktjurisdicties meer vangen: geen zero sum, maar een win-win game (behalve voor de multinationals en hun aandeelhouders), hetgeen de politieke haalbaarheid aanzienlijk vergroot, behalve wellicht in de VS, de voornaamste thuisbasis van Big Tech. Maar met de VS vallen tegenwoordig (behalve quid pro quo) toch geen zaken te doen en zij deden toch al nauwelijks mee aan BEPS.

Pillar 2 komt neer op een wereldwijd minimumtarief. Elk land blijft weliswaar vrij om zijn winstbelastinggrondslag en -tarief te kiezen, maar andere landen kunnen ‘bijheffen’. Het gaat in hoofdlijnen om twee maatregelen: (i) een income inclusion rule, die de winst van een te laag belaste buitenlandse dochter of filiaal toerekent aan het binnenlandse hoofdkantoor en die winst daar dus alsnog belast; en (ii) een undertaxed payments rule; dat betekent: ofwel (iia) aftrekweigering van rente- en royaltybetalingen aan gelieerde vennootschappen in te laag belastende buitenlanden, ofwel (iib) een bronheffing op zulke gelieerde betalingen, zoals de in 2021 in te voeren Nederlandse bronbelasting ad 21,7% op rente- en royaltybetalingen aan gelieerde entiteiten in lager dan 9% belastende jurisdicties, bedoeld om het gebruik van Nederland te beëindigen als kanaal voor al dan niet misbruikelijke aftrek van rente- en royaltystromen naar oppotvehikels van multinationals in laagbelastende jurisdicties.

Worden de 130 samenwerkende landen (het Inclusive Framework) het hierover volgens plan eens in 2020? Moeilijk te zeggen, maar Pillar 1 begint te lijken op een light versie van de common consolidated corporate tax base (CCCTB) die de Europese Commissie voor het eerst in 2011 voorstelde en die door de 28 EU-landen niet aangenomen is kunnen worden. Maar daar zaten naast winnaars ook duidelijk verliezers aan vast.

 

Dit Vooraf wordt gepubliceerd in NJB 2019/2551, afl. 41

 

Afbeelding: Pixabay

Over de auteur(s)
Peter Wattel
A-G bij de Hoge Raad