De Netherlands Commercial Court (of Appeal), bijna een feit

Op 11 december 2018 (de eerstgeplande dag van de Brexit-stemming in het Parlement van het VK) vindt in onze Eerste Kamer de finale, naar verwachting niet controversiële, stemming plaats over de eerste gewone civiele gerechten die integraal procederen in het Engels mogelijk gaan maken, in de eerste aanleg en in hoger beroep.1

Daartoe worden aparte kamers (binnen de bestaande handelskamers) in het leven geroepen bij de Rechtbank en het Gerechtshof van Amsterdam, waarin vanuit heel Nederland speciaal gerekruteerde rechters zullen plaatsnemen. Bij de Rechtbank heet die kamer de Netherlands Commercial Court (‘NCC’) en bij het Gerechtshof de Netherlands Commercial Court of Appeal (‘NCCA’). Procespartijen kunnen kiezen voor het NCC en het NCCA, zij het dat die keuze uitdrukkelijk dient te geschieden; uitsluitend een daartoe strekkende forumkeuze in de algemene voorwaarden is niet voldoende. Zaken die tot het domein van de Sector Kanton behoren, zullen van behandeling bij NCC en NCCA zijn uitgesloten. Een en ander heeft ermee te maken dat het MKB niet te snel moet worden meegesleurd in zo’n Engelstalige procedure, waarin bovendien hogere griffierechten zullen gelden.

Het dient bij NCC en NCCA te gaan om complexere internationale handelsgeschillen, waarbij Engels de contractstaal en dus ook de procestaal zou moeten zijn. Die internationale connexiteit is geen grote hobbel; twee Nederlandse partijen met ruzie over een buitenlands project kunnen blijkens de parlementaire geschiedenis bij NCC en NCCA terecht, en zelfs de toepasselijkheid van buitenlands recht zou al voldoende zijn.2

Het is de bedoeling dat die griffierechten (€ 15.000 bij het NCC en € 20.000 bij het NCCA)3 tot een kostenneutrale invoering van NCC en NCCA zal leiden. Met name in de Eerste Kamer is nog wel wat gediscussieerd, zowel over de principiële vraag of griffierechten kostendekkend zouden moeten zijn in het licht van het recht van eenieder om de overheidsrechter te kunnen benaderen, als over de vraag naar de hoogte ervan. Persoonlijk zou ik menen dat de hoogte van de griffierechten bij complexe internationale handelsgeschillen bepaald niet het grootste probleem zal vormen, en zeker niet bij de nu voorziene hoogte. Een beetje procedure kost in zo’n geval per instantie toch al snel € 50.000 tot € 100.000 aan advocaatkosten voor iedere partij, indien er gespecialiseerde internationale advocaten bij betrokken zijn, en een fikse overschrijding of zelfs een veelvoud daarvan is geen uitzondering, zeker niet in internationale arbitrage. De principiële vraag is wel terecht, maar zou ik in dit geval toch in ontkennende zin willen beantwoorden. In Nederland in het Engels kunnen procederen is voor internationale handelspartijen meestal niet onmiddellijk een probleem van ontoereikende toegang tot de overheidsrechter, zeker niet nu de Nederlandstalige procedure ook voor hen gewoon blijft openstaan.

Wel een beetje jammer is het dat de mogelijkheid om integraal in het Engels te kunnen procederen zich niet mede uitstrekt tot de cassatieprocedure. Een van de argumenten van de wetgever daarvoor is gelegen in het belang dat iedereen in Nederland moet kunnen kennisnemen van de arresten van de Hoge Raad, mede met het oog op de rechtseenheid en rechtsontwikkeling. In het licht van het feit dat de wetgever verwacht dat ongeveer 25 zaken per jaar zullen worden afgedaan door het NCCA en de ervaring leert dat lang niet al die procedures zullen leiden tot een beroep in cassatie, waarbij bovendien geldt dat een deel van de zaken zal leiden tot gehele of gedeeltelijke afdoening op de voet van art. 81, lid 1, RO (verwerping zonder motivering), is deze keuze van de wetgever wel te relativeren. Welke moeite is het om de geringe hoeveelheid arresten die wel in het Engels zouden worden gewezen, van een Nederlandse vertaling te laten voorzien?

Misschien speelt op de achtergrond dat de Hoge Raad, met wie overleg is gevoerd, zich realiseert dat het niet niks is om alle Engelstalige stukken echt te doorgronden en om een arrest werkelijk in perfect Engels op te schrijven. En daar heeft de Hoge Raad dan gelijk in en we zullen ook nog moeten zien wat op dit gebied de prestaties van NCC en NCCA zullen zijn. Maar stel dat die daartoe goed in staat zullen zijn, dan is het op den duur niet vol te houden dat de hoogste civiele rechter in Nederland dat niet zou kunnen of niet op zich zou willen nemen. Voorlopig echter zullen de stukken in cassatie (alsook eventuele prejudiciële vragen van NCC en NCCA) gewoon in het Nederlands moeten worden geschreven en zegt de Hoge Raad weliswaar dat hij kennis zal nemen van de Engelstalige processtukken van NCC en NCCA, maar behoudt hij zich het recht voor een vertaling te verlangen.

Natuurlijk zullen we nog moeten bezien of het NCC en het NCCA een succes zullen worden. Ik verwacht dat wel en noteer dat Nederland zich inmiddels in het gezelschap weet van de Belgische, Franse en Duitse wetgevers, die in hun landen ook Commercial Courts aan het oprichten zijn. NCC en NCCA (en Hoge Raad): laat het zien!

 

Dit Vooraf verschijnt in NJB 2018/2250, afl. 43

 

Afbeelding: https://pixabay.com/en/shaking-hands-handshake-teamwork-2499628/

 

  1. Met een beetje geluk en voortvarendheid zou het zowaar nog een eindejaarpresentje kunnen zijn. Oorspronkelijk was inwerkingtreding per einde 2017 voorzien, maar dat bleek te optimistisch. In het voorjaar ging bovendien de VVD-fractie in de Eerste Kamer nog kritische vragen stellen, waarvan de beantwoording tot de dag voor Sinterklaas heeft moeten wachten.
  2. Over dit laatste is onvoldoende nagedacht, want waarom zouden twee partijen bij de Nederlandse rechter ruzie willen maken over buitenlands recht? Het voordeel van het in het Engels kunnen procederen lijkt mij niet op te wegen tegen de nadelen die kunnen voortvloeien uit de onwetendheid van de Nederlandse rechter omtrent buitenlands recht.
  3. Griffierechten voor het verkrijgen van voorlopige voorzieningen zijn geraamd op de helft van die voor de bodemprocedures.
Over de auteur(s)
Author picture
Coen Drion
Advocaat-partner bij Jones Day