Het thema van dit symposium is: ‘Kansschade. Nieuwe mogelijkheden op oude gronden, en de relatie tot proportionele aansprakelijkheid’.
Kansberekening is voor juristen een onderwerp dat een vrij hoge drempel heeft, het wordt meestal met gewone juridische causaliteit gelijkgesteld. Op het gebied van de medische aansprakelijkheid heeft het een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt in de vorm van ‘proportionele aansprakelijkheid’. Het speelt ook een rol bij andere beroepsfouten, van advocaten, technisch adviseurs, consultants, e.d. Het onderwerp wordt breder getrokken, ook buiten het terrein van beroepsfouten en de figuur van perte d’une chance wordt meegenomen, zoals die speelt bij biedingen en aanbestedingen. De Rb. Utrecht deed er op 17 april jl. nog een uitspraak over.
August Van, letselschade-advocaat bij BeerAdvocaten en docent VU Amsterdam zal als spreker optreden. Onlangs publiceerde hij het artikel: ‘Kansschade of proportionele aansprakelijkheid?’, in TVP 2021/2, p. 45-54. Daarin schetst hij de complexe situatie ontstaan na het Deloitte-arrest (2012) en wat erop gevolgd is, en komt met voorstellen om dat onderscheid in kaart te brengen (zo niet op te lossen), aan de hand van een aantal gevalstypen.
Jan van Dunné zal als bijdrage de betekenis van het conditio sine qua non-vereiste in dit verband belichten – de olifant in de kamer – en de miskenning hoe causaliteit na invoering van het NBW een ander karakter heeft gekregen, voortkomend uit de risicoleer. De verhouding tot de alternatieve causaliteit (art. 6:99 BW) komt ook aan de orde, waarbij de CSQN-eis niet geldt.